Collageenvezels zijn de belangrijkste extracellulaire eiwitten in het lichaam. In de extracellulaire matrix zorgt collageen primair voor structuur, samenhang, elasticiteit en stevigheid van de verschillende soorten bindweefsel, waaronder kraakbeen, botten, pezen, ligamenten (gewrichtsbanden), huid en bloedvaten. Er zijn maar liefst 28 typen collageen; de meeste weefsels en organen bevatten verschillende typen collageen. Meer dan 90% van het collageen in het lichaam bestaat uit collageen type I. Type I, III, V en XI komen in vrijwel alle soorten bindweefsel voor; kraakbeen bevat hoofdzakelijk collageen type II en daarnaast een kleine hoeveelheid collageen type IX, X en XI.
Met betrekking tot de gewrichten is collageen type I belangrijk voor pezen, ligamenten, gewrichtskapsel, synoviale membraan, meniscus, spieren, bloedvaten en botweefsel, en collageen type II voor het kraakbeen. De extracellulaire matrix van kraakbeen bestaat voor twee derde (drooggewicht) uit collageen. Suppletie met collageen type I en/of type II (in ongedenatureerde, oorspronkelijke ruimtelijke vorm) helpt bij osteoartritis (artrose) en mogelijk ook bij andere reumatische aandoeningen zoals reumatoïde artritis en jeugdreuma. Voedingssupplementen met eierschaalmembraan (collageen type I) hebben al binnen een week merkbare effecten bij osteoartritis, terwijl preparaten met (ongedenatureerd) collageen type II enige weken moeten worden ingenomen alvorens dit het geval is. Er bestaan ook voedingssupplementen op basis van ‘gehydrolyseerd’ collageen, waarbij het collageeneiwit is bewerkt door middel van enzymen zodat het juist niet meer de oorspronkelijke ruimtelijke structuur heeft. Gehydrolyseerd collageen heeft een ander werkingsmechanisme dat hier verder wordt toegelicht.
De ongedenatureerde, oorspronkelijke vorm van collageen is essentieel voor de werking ervan ter ondersteuning van de gewrichten, een werking die tot stand komt via beïnvloeding van het immuunsysteem. Men vermoedt dat wanneer ongedenatureerd collageen na herhaalde orale inname (in lage dosering) in de darm komt, er ‘orale tolerantie’ optreedt. In de darm bevinden zich specifieke onderdelen en structuren van het immuunsysteem zoals het GALT (gut-associated lymphoid tissue) waartoe de platen van Peyer behoren. Het ongedenatureerde collageen komt hier in aanraking met immuuncellen (dendritische cellen). Deze immuuncellen herkennen het collageen uit het supplement en labelen dit als lichaamseigen. Vervolgens worden regulatoire T-cellen geactiveerd, wat leidt tot remming van de immuunrespons in de gewrichten.
Een goede bron van (ongedenatureerd) collageen type II is kippenborstbeen (zoals het extract UC-II). Eierschaalmembraan (het vlies aan de binnenzijde van een eierschaal) is een goede bron van ongedenatureerd collageen type I (zoals het extract ovomet).
Met betrekking tot suppletie met collageen type II voor gezonde gewrichten is het goed te kiezen voor ongedenatureerd collageen (met de oorspronkelijke ruimtelijke structuur) en niet voor gehydrolyseerd (enzymatisch bewerkt) collageen (collageenpeptiden). Een voedingssupplement met ongedenatureerd collageen (zoals UC-II) werkt via een ander werkingsmechanisme dan gehydrolyseerd collageen. De werkzame dosis van UC-II is bijvoorbeeld slechts 40 mg per dag (waarvan ruim 10 mg ongedenatureerd collageen type II), terwijl gehydrolyseerd collageen type II wordt gesuppleerd in doseringen tussen 5 en 10 gram per dag.
Overgevoeligheid voor (kippen)ei (ovomet) of collageen (ovomet, UC-II). Vegetariërs en veganisten.
De gebruikelijke doseringen van UC-II en ovomet zijn respectievelijk 40 mg en 300 mg per dag.
Het gebruik van ongedenatureerd collageen type II (UC-II en het soortgelijke NEXT-II) is zeer veilig. Dit is uitvoerig aangetoond met in-vitro en in-vivo toxicologische studies en in humane klinische studies. Uit toxicologische studies is gebleken dat voedingssupplementen met eierschaalmembraan eveneens zeer veilig zijn. Supplementen met eierschaalmembraan zijn niet geschikt voor mensen met een allergie voor (kippen)ei. Zowel van UC-II als van ovomet zijn geen interacties met geneesmiddelen bekend.
1. Wang Q et al. Identification of a central role for complement in osteoarthritis. Nat Med. 2011;17:1674-9.
2. Wehrens EJ et al. Treating arthritis by immunomodulation: is there a role for regulatory T cells? Rheumatology (Oxford). 2010;49:1632-44.
3. Lugo JP et al. Efficacy and tolerability of an undenatured type II collagen supplement in modulating knee osteoarthritis symptoms: a multicenter randomized, double-blind, placebo-controlled study. Nutr J. 2016;15:14.
4. Crowley DC et al. Safety and efficacy of undenatured type II collagen in the treatment of osteoarthritis of the knee: a clinical trial. Int J Med Sci. 2009;6:312-21.
5. Lugo JP et al. Undenatured type II collagen (UC-II) for joint support: a randomized, double-blind, placebo-controlled study in healthy volunteers. J Int Soc Sports Nutr. 2013;10:48.
6. Shiojima Y et al. Efficacy and safety of dietary undenatured type II collagen on joint and motor function in healthy volunteers: a randomized, double-blind, placebo-controlled, parallel-group study. J Am Nutr Assoc. 2023;42:224-41.
7. Marone PA et al. Safety and toxicological evaluation of undenatured type II collagen. Toxicol Mech Methods. 2010;20:175-89.
8. Ruff KJ et al. Safety evaluation of a natural eggshell membrane-derived product. Food Chem Toxicol. 2012;50(3-4):604-11.
9. Narayanan V et al. Understanding collagen supplements in arthritis – immunomodulation with undenatured collagen II versus cartilage building with hydrolysed collagen II. Arch Othop Rheumatol. 2019;2:4-11.
10. García-Coronado JM et al. Effect of collagen supplementation on osteoarthritis symptoms: a meta-analysis of randomized placebo-controlled trials. Int Orthop. 2019;43:531-8.
11. Honvo G et al. Role of collagen derivates in osteoarthritis and cartilage repair: a systematic scoping review with evidence mapping. Rheumatol Ther. 2020;7:703-40.
12. Blasco J et al. The effect of daily administration of 300 mg of Ovomet for treatment of arthritis in elderly patients. Int J Clin Rheumatol. 2016;11:77-81.