Jodium is onmisbaar voor de gezondheid: het bevordert een gezonde schildklierfunctie en is essentieel voor een normale stofwisseling, groei en ontwikkeling. Jodium is een bouwsteen van schildklierhormonen en daarom essentieel voor de productie ervan. Daarnaast is jodium belangrijk voor de gezondheid en functie van onder meer mond- en maagslijmvlies, huid, borstweefsel en speekselklieren. Ook is er onderzoek beschikbaar waaruit blijkt dat jodium belangrijk is als antioxidant en voor de werking van het immuunsysteem.
Jodium, of jood, is een scheikundig element dat tot de groep van halogenen* behoort. Het lichaam kan twee vormen van jodium gebruiken: een molecuul dat bestaat uit twee jodiumatomen (moleculair jodium, I2) en jodide (als vrij jodiumatoom [I-] of gebonden aan natrium of kalium). In de bodem komt jodium ook voor als natrium(per)jodaat*. Jodium uit voeding, voornamelijk in de vorm van I-, wordt in de maag en dunne darm geabsorbeerd.(1,2) Het lichaam bevat 15-20 mg jodium, waarvan circa 80% in de schildklier ligt opgeslagen.(3) Daarnaast zijn er diverse andere weefsels die over jodiumpompjes beschikken om jodium actief vanuit het bloed de cel in te transporteren. Het resterende jodium bevindt zich onder meer in borstweefsel, speekselklieren, centrale zenuwstelsel, huid, deel van het oog, baarmoederhals, eierstokken, placenta, prostaat en maagslijmvlies.(3-5) De aanwezigheid van jodium in borstklierweefsel is gerelateerd aan de foetale en neonatale ontwikkeling.(3)
Jodium is een zogenoemd spoorelement omdat het essentieel is voor de mens om dagelijks binnen te krijgen maar slechts in zeer kleine hoeveelheden. Voor de dagelijks benodigde hoeveelheid jodium is de mens volledig aangewezen op voeding en suppletie. Zeewieren zijn de rijkste bron van jodium, maar ook zoutwatervis, schaal- en schelpdieren, en in mindere mate eieren, avocado’s, asperges, spinazie, olijven, noten, roomboter, kokosolie, zuivel en gejodeerde producten (zout, brood, kant-en-klaarmaaltijden) bevatten jodium. Voor suppletie wordt naast het synthetische kaliumjodide ook gebruikgemaakt van (biologische) knotswier of kelp. Deze natuurlijke vormen van jodium zijn veiliger in gebruik dan kaliumjodide vanwege de vertraagde afgifte.(6)
* Zie verklarende woordenlijst
In de schildklier is jodium essentieel voor de productie van de schildklierhormonen thyroxine (tetra-joodthyronine, T4) en tri-joodthyronine (T3) en draagt het bij aan een normale werking van de schildklier.(7) Schildklierhormonen zijn noodzakelijk voor de groei, de ontwikkeling van het zenuwstelsel en het rustmetabolisme. Schildklierhormonen spelen een centrale rol in de regulatie van de vet-, eiwit- en koolhydraatstofwisseling, de hartslag en de lichaamstemperatuur. Maar liefst 70-80% van de totale hoeveelheid jodium bevindt zich in de schildklier. Hier ligt het, gebonden aan het eiwit thyreoglobuline, opgeslagen in de vorm van schildklierhormonen en voorloperstoffen van schildklierhormonen (monojoodthyronine, dijoodthyronine). De schildklier produceert tienmaal meer T4 dan T3; onder invloed van een seleniumafhankelijk enzym wordt T4 omgezet in het biologisch actievere T3.
Groei en ontwikkeling
Jodium is belangrijk voor de normale groei en ontwikkeling van kinderen. Jodiumdeficiëntie tijdens de zwangerschap en groeifase kan leiden tot verminderde fysieke en mentale ontwikkeling, die zich kan uiten in een kleine lichaamslengte, vertraagde of uitgestelde botontwikkeling of puberteit, onvruchtbaarheid, neurologische en cognitieve beperkingen, en zelfs miskramen en doodgeboorten.(8) Tijdens de zwangerschap is de jodiumbehoefte verhoogd als gevolg van toegenomen schildklierhormoonproductie, afgifte van jodium aan de foetus via de placenta en verhoogde uitscheiding via de urine. Ook tijdens lactatie is de jodiumbehoefte hoger doordat jodium in de moedermelk wordt afgegeven.
Antioxidant
Vanuit evolutionair oogpunt gezien is jodium een zeer belangrijke antioxidant. Zeewier neemt jodide op uit zeewater vanwege de antioxidatieve werking – met name droogvallend zeewier moet veel zuurstofradicalen bestrijden - en heeft daarom vele malen hogere jodiumconcentraties dan zijn omgeving. Op basis van onderzoek wordt verondersteld dat jodium ook bij mens en dier als antioxidant werkt en dat jodium deze rol vervult in de weefsels buiten de schildklier waarin jodium wordt aangetroffen. Jodium kan door een elektron te doneren reactieve deeltjes zoals hydroxylradicalen en waterstofperoxide onschadelijk maken. Ook kan jodium vrije onverzadigde vetzuren in de celmembraan joderen waardoor deze minder kwetsbaar zijn voor oxidatieve stress en lipidenperoxidatie wordt tegengegaan.(4,9) Onderzoek laat zien dat de antioxidantcapaciteit van moleculair jodium tienmaal groter is dan die van vitamine C en 50-maal groter dan die van kaliumjodide.(7) In jodiumdeficiënte weefsels stijgt de concentratie malondialdehyde, een biologische marker voor oxidatieve stress.(3)
Immuunsysteem
Jodium heeft sterke antibacteriële, antivirale en antimycotische* activiteit. In de mond, maag en darmen speelt jodium een rol in de afweer als onderdeel van het aangeboren immuunsysteem.(1,2) Speekselkliercellen, en slijmbekercellen* en pariëtale cellen* in het maagslijmvlies nemen jodium op uit de bloedbaan en geven dit af in respectievelijk speeksel, mucine* en maagzuur, waarin jodium en jodiummetabolieten zoals hypojodiet (IO-) sterke antimicrobiële activiteit hebben en micro-organismen zoals schimmels, bacteriën en virussen te lijf gaan.(1,2) Ook de thymus en immuuncellen zoals leukocyten en mestcellen bezitten de capaciteit om jodium op te nemen. Afhankelijk van de context worden jodium en jodiummetabolieten gebruikt voor het activeren dan wel remmen van de immuunrespons.(2,4) In de aanwezigheid van extracellulaire antigenen zoals bacteriën of schimmels verbetert jodium de fagocytose* en zorgt het ervoor dat geactiveerde neutrofiele granulocyten (een type witte bloedcel) naar de ontstekingsplaats worden aangetrokken. Daarnaast stijgt onder invloed van jodium de productie van cytokinen die een rol spelen bij de activatie en differentiatie van regulerende T-helpercellen en ontstekingsremmende (M2-)macrofagen. In reactie op intracellulaire antigenen (virussen) activeert jodium de antivirale immuunrespons (cellulaire immuniteit*) waarbij immuuncellen zoals natural-killercellen en macrofagen worden geactiveerd om de geïnfecteerde cellen te doden en op te ruimen.(2,4,10) In dit kader is er in Pakistan in een gerandomiseerd placebogecontroleerd dubbelblind onderzoek gekeken naar het effect van jodiumsuppletie bij mensen met milde tot gematigde COVID-19.(10,11) De resultaten hiervan worden hopelijk spoedig gepubliceerd. Dier- en humaan onderzoek suggereert dat jodium tevens een antitumor-immuunrespons kan activeren.(4)
* Zie verklarende woordenlijst
Wereldwijd is jodiumdeficiëntie een groot probleem, vooral in gebieden waar het jodiumgehalte in de bodem laag is. Volgens een WHO-rapport uit 2007 heeft 56% van de Europese en 37% van de Nederlandse bevolking een jodiumtekort.(12-14) In Nederland blijkt de jodiuminname tussen 2006 en 2015 met gemiddeld 35% te zijn afgenomen.(15) In 2008 is het overheidsbeleid inzake de verrijking van brood, broodvervangers en andere bakkerijproducten met jodium aangepast, wat heeft bijgedragen aan deze daling. Daarnaast zijn mensen over het geheel genomen minder brood gaan eten vanwege de gepercipieerde nadelige gevolgen van gluten in brood. Men moet vier sneden brood, dat met bakkerszout bereid is, eten om 100 mcg jodium binnen te krijgen; dit halen veel mensen niet. Bovendien wordt voor biologisch brood vaak geen gejodeerd zout gebruikt en bakken veel mensen zelf hun eigen brood. Aangezien jodiumdeficiëntie in de zwangerschap een grote impact heeft op de ontwikkeling van het kind, maar ook milde jodiumdeficiëntie zijn weerslag heeft op de gezondheid, is aandacht voor de jodiumstatus en jodiumsuppletie van het grootste belang.
De adequate inname* (AI) van jodium is door de EFSA vastgesteld op 150 mcg voor volwassenen en 200 mcg tijdens zwangerschap en lactatie. Voor kinderen van 0-10 jaar varieert de aanbeveling tussen 70 en 130 mcg. Deze AI is gebaseerd op de minimale hoeveelheid die nodig is voor de schildklierfunctie en het voorkomen van struma* en cretinisme*.
* Zie verklarende woordenlijst
Een jodiumdeficiëntie is moeilijk te herkennen, aangezien de kenmerken zeer uiteen kunnen lopen. Bij een volwassene kan het zelfs jaren duren voordat een jodiumtekort wordt herkend. Aangezien jodium cruciaal is voor de schildklierfunctie, is de schildklier in staat om bij onvoldoende jodiuminname de opname van jodium uit het bloed drastisch te verhogen ten opzichte van een normale situatie. Daarnaast wordt in dat geval de jodium die vrijkomt bij de afbraak van schildklierhormonen efficiënter hergebruikt.(2,16) Dit alles leidt tot verminderde uitscheiding van jodium met de urine. Ernstige en/of langdurige jodiumdeficiëntie geeft symptomen van verminderde schildklierwerking (hypothyreoïdie: onder andere vermoeidheid, kouwelijkheid, tragere stofwisseling, gewichtstoename, geheugenverlies, concentratiestoornissen, constipatie, traagheid, pafferig gezicht, droog haar, haaruitval, droge huid, trage hartslag, depressie, oedeem, vergrote schildklier, schildkliernodi (knobbels), verminderde vruchtbaarheid). Jodiumdeficiëntie kan ook cretinisme, struma, hyperthyreoïdie, cystevorming in de borsten, baarmoeder of eierstokken veroorzaken. Bij baby’s en kinderen leidt jodiumtekort tot een verstoorde groei en ontwikkeling. Een jodiumtekort is tevens geassocieerd met een grotere kans op schildklier-, prostaat- en borstkanker.(17-19). Pijnlijke (goedaardige) knobbels of cysten in de borst (fibrocysteuze mastopathie) kunnen een teken zijn van een jodiumtekort. De klachten, pijnlijke en gespannen borsten, stug en onregelmatig aanvoelend weefsel en vochtverlies uit de tepels, zijn vaak vlak voor de menstruatie het ergst, wanneer er onder invloed van hormonen celvermeerdering plaatsvindt in het borstweefsel. Jodium ondersteunt het proces van geprogrammeerde celdood (apoptose) en kan er daardoor voor zorgen dat fibrocysteus borstweefsel verdwijnt.(4,20-22)
Bij een adequate jodiuminname wordt 90% van het jodium uitgescheiden, voornamelijk met de urine. De jodiumconcentratie in de urine is een maat voor de recente jodiuminname. Een jodiumgehalte in urine van 100-200 mcg/l (bij zwangere vrouwen 150-250 mcg/l) geeft aan dat de jodiuminname voldoende is; bij een jodiumgehalte onder 100 mcg/l is de jodiuminname onvoldoende. Naast het jodiumgehalte in de urine geven de grootte van de schildklier en het gehalte van schildklierhormonen (vrij T3 en vrij T4*) in het bloed een indicatie van de jodiumstatus. Een vergrote schildklier is vaak een vroeg symptoom van een jodiumtekort, terwijl afwijkende bloedwaarden van schildklierhormonen mogelijk wijzen op een langdurig of ernstig jodiumgebrek.
* Zie verklarende woordenlijst
De totale dagelijkse inname van jodium uit voeding en voedingssupplementen door volwassenen dient tussen het aanbevolen minimum (adequate inname) van 150 mcg en de aanvaardbare bovengrens (UL, upper limit) van 600 mcg te liggen, rekening houdend met jodiuminname uit voeding, medicijnen en multivitamine/mineralenpreparaten.(23) Voor zwangere en lacterende vrouwen is de AI 200 mcg/dag. Bij suppletie kan het beste worden gekozen voor een natuurlijk jodiumsupplement op basis van zeewier, dat veiliger is bevonden dan een synthetische variant vanwege de vertraagde afgifte, en dat is gestandaardiseerd op de hoeveelheid jodium. Wanneer jodiumsuppletie wordt ingezet, dient de seleniumstatus op orde te zijn. Selenium is nodig bij de omzetting van T4 in T3 en voor de omzetting van T3 in het inactieve T2. Bij een seleniumtekort wordt in plaats van T3 reverse T3 (rT3) gevormd dat de schildklierfunctie vermindert.
Bij mensen met schildklieraandoeningen zoals de ziekte van Graves*, ziekte van Hashimoto* en hypothyreoïdie, wordt jodiumsuppletie afgeraden. Door jodiumsuppletie kan in deze gevallen het Jod-Basedow-effect optreden, een jodium-geïnduceerde hyperthyreoïdie. Deze overtuiging wordt echter door enkele artsen weerlegd. Ook bij ernstige schildklieraandoeningen kan een tekort aan jodium een rol spelen. Wel is het zaak om de jodiumsuppletie met beleid in te zetten en dient er goed gekeken te worden naar eventuele andere tekorten, zoals van selenium.(24,25) Bij de ziekte van Hashimoto dient jodiumsuppletie te worden vermeden, in ieder geval zolang de behandeling nog niet goed is ingesteld en de bloedwaarden afwijkend zijn.(26) Bij mensen met een verminderde schildklierfunctie als gevolg van een jodiumtekort, met schildkliernodi (knobbels) of struma is jodiumsuppletie aangewezen. Jodiumsuppletie dient in deze gevallen geleidelijk te worden opgebouwd en gecombineerd te worden met selenium.
Een tekort aan andere micronutriënten zoals vitamine A, selenium, zink, ijzer en vanadium kan leiden tot afname van de schildklierhormoonsynthese en de effecten van een jodiumtekort versterken.(2) Bepaalde rauwe voedingsmiddelen bevatten fytonutriënten, de zogenoemde goitrogenen, die het jodiummetabolisme en de schildklierfunctie negatief kunnen beïnvloeden, onder meer soja, cassave en broccoli. De halogenen fluoride en bromide hebben een structuur vergelijkbaar met die van jodium en kunnen hierdoor de opname van jodium in de schildklier belemmeren.
* Zie verklarende woordenlijst
Adequate inname: gemiddelde hoeveelheid van een nutriënt dat dagelijks door een typisch gezonde bevolking wordt geconsumeerd en dat geacht wordt toereikend te zijn voor de dagelijkse behoefte.
Antimycotisch: schimmelwerend of schimmeldodend.
Cellulaire immuniteit: het deel van het afweersysteem dat door pathogenen geïnfecteerde cellen herkent en opruimt. De tegenhanger is de humorale afweer die zich richt op ziekteverwekkers in het lichaamsvocht.
Cretinisme: groep van symptomen (fysieke afwijkingen en mentale retardatie) veroorzaakt door congenitale hypothyreoïdie.
Fagocytose: het proces waarbij de membraan van de fagocyt pathogenen omsluit. Een fagocyt is een gespecialiseerde cel van het aangeboren immuunsysteem die lichaamsvreemde deeltjes zoals pathogenen opruimt.
Halogenen: groep van elementen in het periodiek systeem met gemeenschappelijke kenmerken. Fluoride (F), chloride (Cl), bromide (Br) en jodide (I) worden tot de halogenen gerekend.
Jodaat: aan zuurstof gebonden jodium (IO3-).
Mucine: eiwitten die worden gebruikt om dikke vloeistof van te maken (slijm). In de maag helpt dit slijm om het maagslijmvlies te beschermen tegen de inwerking van maagzuur.
Pariëtale cellen: cellen die zich in het maagslijmvlies bevinden en zoutzuur (maagzuur) produceren.
Slijmbekercellen: bekervormige epitheelcellen die slijmvormende mucines afscheiden.
Struma: een zichtbare of voelbare vergroting van de schildklier.
Ziekte van Hashimoto: auto-immuunziekte van de schildklier waarbij het eigen afweersysteem zich richt tegen schildkliercellen, waardoor deze cellen kapotgaan en de schildklier geleidelijk trager gaat werken. Deze aandoening is de belangrijkste oorzaak van primaire hypothyreoïdie in Nederland.
Ziekte van Graves: auto-immuunaandoening waarbij de schildklier overactief is, en de meest voorkomende oorzaak van hyperthyreoïdie.
Vrij T3/T4: vrij in het bloed voorkomend en dus niet aan eiwit gebonden T3 dan wel T4.