Mogelijk gemaakt door:

Resumé Probiotica

van groot belang voor onze gezondheid

Het humane microbioom

De gezondheid van de mens wordt niet alleen bepaald door onze organen en cellen, maar hangt nauw samen met de micro-organismen die in en op ons lichaam leven. De mens heeft zich samen met deze microben geëvolueerd, en de onderlinge verwevenheid is zo sterk, dat men soms spreekt van een ‘holobiont’.(1) Een gemeenschap van micro-organismen wordt ‘microbiota’ genoemd en omvat bacteriën, schimmels, gisten, protisten* en andere micro-organismen.(2) Daarnaast wordt de term ‘microbioom’ gebruikt, en dat omvat de microbiota plus het zogenoemde ‘theater van activiteit’ waarin zij zich bevindt, inclusief microbiële metabolieten, genen, lipiden, eiwitten en de omgeving.(2)

De mens heeft verschillende microbiomen; op de huid, in de mond, longen en vagina, en, veruit het bekendste en meest onderzochte humane microbioom, in de darmen.(3) Dat het darmmicrobioom zo’n grote rol speelt in de gezondheid van de mens is niet verwonderlijk als je bedenkt dat een mens ongeveer 1,3 keer zoveel bacteriële cellen bij zich draagt als menselijke cellen, waarvan het merendeel zich in de (dikke) darm bevindt.(3) Deze bacteriën bezitten gezamenlijk tientallen miljoenen verschillende genen, zo’n duizend keer meer dan het aantal menselijke genen.(4)

Na decennia wetenschappelijk onderzoek is duidelijk dat een verstoord microbioom, ook wel dysbiose genoemd, geassocieerd is met een groot aantal ziekten, zoals inflammatoire darmziekten (ziekte van Crohn, colitis ulcerosa), prikkelbaredarmsyndroom, (recidiverende) Clostridioides difficile- (voorheen Clostridium difficile)-infectie, darmkanker, allergie/atopie, coeliakie, diabetes type 1 en 2, obesitas, depressie, autisme, neurodegeneratieve ziekten en auto-immuunziekten zoals multiple sclerose en reumatoïde artritis.(5-7) Kortom, bij veel ziekten speelt een verstoord microbioom mogelijk een rol en het is daarom de moeite waard om dit te verbeteren. Dit kan onder andere met behulp van probiotica.

* Zie verklarende woordenlijst

Wat zijn probiotica?

Probiotica zijn levende micro-organismen die, wanneer ze in voldoende hoeveelheden worden toegediend, een gezondheidsvoordeel voor de gastheer opleveren.(8) De laatste zinssnede in deze definitie is belangrijk, omdat deze aangeeft dat probiotica niet elke vorm van levende micro-organismen betreft. De levende bacteriën in yoghurt of zuurkool bijvoorbeeld, vallen buiten deze definitie. Hiervan is namelijk niet aangetoond dat ze een gezondheidsvoordeel voor de gastheer opleveren. Maar ondanks die aanscherping is de definitie van probiotica nog altijd zeer breed. Het is vergelijkbaar met termen als ‘pijnstillers’ en ‘medicijnen’, waarbij het duidelijk is dat niet elke pijnstiller of elk medicijn hetzelfde is. Dat is belangrijk om te beseffen, want veel mensen denken wanneer ze probiotica krijgen geadviseerd, dat elk probioticum hetzelfde is. In de praktijk komt het regelmatig voor dat een cliënt na een mislukte ervaring met probiotica denkt dat geen enkel probioticum zal helpen. Dit idee zal men bij medicijnen niet snel hebben; niemand beweert dat medicijnen in het algemeen niet werken omdat één soort niet effectief was.

Effecten zijn stam-specifiek
Het ene probioticum is dus de andere niet. Hoewel sommige eigenschappen, zoals het produceren van melkzuur, bij vrijwel alle probiotische microben voorkomen, zijn andere eigenschappen sterk afhankelijk van de exacte stam.(8) Hierdoor zijn de effecten van probiotica stam-specifiek, en andersom zijn de effecten van een bepaalde stam aandoening-specifiek; niet elke stam heeft effect op elke aandoening.(9) Het is dus niet voldoende om alleen te letten op de bacteriesoortnaam (zoals Lactobacillus acidophilus), maar ook belangrijk om de specifieke stam-aanduiding (bijvoorbeeld LA-5) in acht te nemen (zie figuur 1).(10,11)


Figuur 1. De naamsopbouw van probiotica. De aanduiding ‘Lactobacillus acidophilus’ verwijst alleen naar de bacteriesoort en is onvoldoende specifiek. Het is vergelijkbaar met in een dierenwinkel vragen naar de diersoort Canis lupus familiaris (hond). Als men een teckel wil en geen bulldog (beide vallen onder de soort Canis lupus familiaris), moet men specifieker zijn dan alleen het soortniveau.

Omdat de effecten stam-specifiek zijn, is het bij het kiezen van een probioticum van belang dat de betreffende stam of stammencombinatie is onderzocht en effect heeft laten zien op het gezondheidsprobleem waarvoor het probioticum wordt gebruikt.

Single-strain vs. multi-strain
Er bestaat enige controverse over de vraag of preparaten met meerdere stammen (multi-strain) effectiever zijn dan preparaten met slechts één stam (single-strain). Voor zowel multi-strain als single-strain zijn argumenten te geven. Het gebruik van mengsels van stammen kan als voordeel hebben dat de stammen synergetische effecten en een breder pallet aan werkingsmechanismen hebben, maar een mogelijk nadeel is dat de stammen elkaar kunnen remmen.(12) Vergelijkend onderzoek laat zien dat er geen eenduidig antwoord te geven is. De conclusie van een recente systemische review luidt dan ook dat de keuze voor een preparaat niet gebaseerd moet zijn op het aantal stammen, maar op de wetenschappelijke onderbouwing voor de effectiviteit van de betreffende stam of combinatie van stammen.(12)

Stammen met onderbouwing voor effectiviteit
Er zijn vele honderden, misschien zelfs duizenden probiotische stammen, maar niet allemaal zijn ze goed onderzocht. Bij de keuze van een preparaat verdient het dan ook de aanbeveling om op stamniveau na te gaan of er humaan onderzoek naar de betreffende stam(men) is gedaan. In dit resumé worden vijf probiotische stammen besproken die uitgebreid zijn onderzocht: Lacticaseibacillus rhamnosus GG (voorheen Lactobacillus rhamnosus GG, ook bekend als LGG), Lactobacillus acidophilus LA-5, Bifidobacterium animalis subsp. lactis BB-12; Lacticaseibacillus rhamnosus GR-1 (voorheen Lactobacillus rhamnosus GR-1) en Limosilactobacillus reuteri RC-14 (voorheen Lactobacillus reuteri RC-14).

De bacteriesoort Lacticaseibacillus rhamnosus heette enkele jaren geleden Lactobacillus rhamnosus, en Limosilactobacillus reuteri heette voorheen Lactobacillus reuteri. Het geslacht Lactobacillus is in 2020 opgedeeld in 23 nieuwe geslachten, waardoor de geslachtnaam van voornoemde twee soorten is gewijzigd.(13)

Probiotica bij specifieke gezondheidsproblemen

De effecten van probiotica zijn dus stam- en indicatiespecifiek. Het is daardoor onmogelijk om algemene uitspraken te doen over de werking van probiotica in het algemeen. Voor elk gezondheidsprobleem moeten (een) probiotische stam(men) worden geselecteerd die in onderzoek effectief zijn gebleken voor die specifieke aandoening. Om een indruk te geven bij welke gezondheidsproblemen specifieke stammen van nut kunnen zijn, volgt hieronder een overzicht van indicaties waarbij de eerdergenoemde vijf stammen positieve resultaten hebben laten zien.

Antibiotica-geassocieerde, acute infectieuze en reizigersdiarree
De verschillende vormen van diarree behoren tot de indicaties waarvoor probiotica het meest zijn onderzocht. Het zijn bovendien schaarse voorbeelden waarbij de effecten minder stam-specifiek zijn. Dit blijkt onder meer uit Cochrane-reviews* van gerandomiseerde klinische studies (randomized clinical trials of RCT’s) die het effect van probiotica op preventie van antibiotica-geassocieerde diarree bij kinderen en op acute infectieuze diarree onderzochten. Op enkele uitzonderingen na hadden alle probiotische preparaten effect.(14,15) De mate van wetenschappelijke evidentie varieerde daarbij wel per stam of mengsel van stammen.

Lactobacillus rhamnosus GG (LGG) is een van de best onderzochte stammen. Diverse meta-analyses van RCT’s tonen consistent aan dat LGG effectief is bij de preventie van antibiotica-geassocieerde diarree bij zowel kinderen (4x10^8 – 3x10^10 cfu/dag) als volwassenen (6x10^9 – 1,2x10^11 cfu/dag).(16) Daarnaast werkt LGG goed voor de behandeling van acute infectieuze diarree bij kinderen (1x10^9 – 1x10^10 cfu/dag) en ter preventie van reizigersdiarree bij volwassenen (2x10^9 cfu/dag).(17-20). Bij antibiotica-geassocieerde diarree lijkt het beste effect bereikt te worden als LGG gestart wordt vlak voor of bij de start van de antibioticakuur en ten minste net zo lang wordt gebruikt als de antibioticakuur. In sommige studies werd nog een week langer probiotica gebruikt, maar het is onduidelijk of dat nut heeft.(16,21)

Ook Bifidobacterium animalis subsp. lactis BB-12 (BB-12) heeft in een RCT (10^8 cfu/dag) een preventief effect laten zien op acute diarree.(22) Daarnaast blijkt uit RCT’s dat BB-12, in combinatie met Lactobacillus acidophilus LA-5 (LA-5) (2,5x10^8 - 2x10^10 cfu/dag per stam), de ernst en duur van antibiotica-geassocieerde diarree kan verminderen.(23–26) Dit geldt ook voor de combinatie van LGG, BB-12 en LA-5 (2,5x10^9 – 2,5x10^10 cfu/dag per stam).(27,28)

Daarnaast kunnen andere vormen van diarree worden behandeld met specifieke stammen. De combinatie van BB-12 en LA-5 mindert bijvoorbeeld de kans op diarree bij kankerpatiënten die bestraling ondergaan (1,75x10^9 cfu/dag) of bij patiënten die behandeld worden met irinotecan en bij wie een deel van de dikke darm is verwijderd (2,7x10^9 cfu/dag).(29,30)

Prikkelbaredarmsyndroom, buikpijn, obstipatie, functionele darmproblemen
Prikkelbaredarmsyndroom (PDS) is een verzameling van symptomen zoals buikpijn, een opgeblazen gevoel, diarree, obstipatie of een afwisseling daarvan, waarbij buikpijn, volgens de Rome IV-criteria, op de voorgrond staat.(31) PDS vertoont overlap met andere diagnoses, zoals functionele buikpijn. Twee meta-analyses uit 2023 van RCT’s met PDS laten zien dat er flinke verschillen zijn in effectiviteit tussen diverse bacteriesoorten en -stammen, wat opnieuw aantoont dat effecten stam-specifiek zijn.(32,33) Een meta-analyse van RCT’s en een recentere RCT laten zien dat LGG (2x10^9 – 1x10^10 cfu/dag) effectief buikpijn vermindert bij functionele buikpijn.(34,35) Daarnaast toont een systematische review aan dat LGG ook effectief is bij obstipatie.(36) Een kleine meta-analyse uit 2024 bevestigt dat LGG (3x10^9 – 1x10^10 cfu/dag) een gunstig effect heeft op buikpijn bij kinderen met PDS.(37) Ook blijkt uit een RCT met 1248 proefpersonen dat suppletie van BB-12 (10^9 of 10^10 cfu/dag) de ontlastingsfrequentie bij mensen met constipatie kan verhogen.(38)

Koliek bij zuigelingen
BB-12 is uitgebreid onderzocht bij baby’s en niet alleen veilig bevonden, maar ook effectief voor bijvoorbeeld de preventie van acute diarree en infecties.(25,39) Een specifieke toepassing van BB-12 bij zuigelingen is de behandeling van koliek - hevige, krampende pijn in de buik die vaak leidt tot langdurig en ontroostbaar huilen zonder duidelijke oorzaak. In twee RCT’s blijkt BB-12 (10^9 cfu/dag gedurende drie of vier weken) te leiden tot significant meer afname van het aantal huilmomenten en de duur daarvan in vergelijking met een placebo.(40,41) Bovendien verbeterden de slaapduur van de baby’s en het fysieke, emotionele en sociale functioneren van de ouders.

Atopisch eczeem en allergieën
Omdat het darmmicrobioom een belangrijke rol speelt in de training en functie van het immuunsysteem, heeft het microbioom - en daarmee ook probiotica – invloed op aandoeningen buiten de darmen, zoals immuungerelateerde ziekten waaronder allergieën.(42,43) In sommige studies leidde de inname van LGG door zwangere vrouwen in de laatste maand van de zwangerschap en gedurende zes maanden borstvoeding tot minder kinderen met atopisch eczeem, zelfs na vier jaar.(44,45) Een ander onderzoek, dat een exacte reproductie was van het eerste, vond echter geen vergelijkbare resultaten.(46) Deze inconsistentie heeft ertoe geleid dat een meta-analyse uit 2018 concludeert dat LGG geen preventief effect heeft op atopisch eczeem.(47) Een recentere RCT laat daarentegen wel weer een positief effect zien van LGG (10^10 cfu/dag) op de behandeling van atopisch eczeem.(40)

Verder toont een meta-analyse van vijf RCT’s aan dat LGG (10^7 – 10^10 cfu/dag) de symptomen van koemelkallergie kan verlichten.(48) Een andere studie waarin LGG werd gecombineerd met BB-12 en LA-5 (5x10^10 cfu/dag voor LGG en BB12, en 5x10^9 cfu/dag voor LA-5), laat zien dat het gebruik van deze combinatie door zwangere vrouwen de kans op atopisch eczeem bij hun kinderen halveerde, een effect dat ook na zes jaar nog zichtbaar was.(49-51) Daarnaast verminderde de combinatie van LGG en BB-12 (10^9 cfu/dag per stam) bij kinderen van rond één jaar de incidentie van atopisch eczeem en allergieën vergeleken met een placebogroep.(52) Hoewel deze onderzoeken suggereren dat deze probiotische stammen soms effectief kunnen zijn, zijn de resultaten niet altijd consistent en is een voorbehoud hier op zijn plaats.

Bovensteluchtweginfecties
Dankzij het immuunregulerende effect van het microbioom kunnen specifieke probiotica helpen luchtweginfecties te verminderen. Een RCT bij zuigelingen die gedurende een half jaar BB-12 (10^10 cfu/dag) kregen, toonde aan dat zij significant minder luchtweginfecties hadden dan de placebogroep.(53) Meta-analyses van RCT’s laten zien dat kinderen die LGG kregen, al dan niet in combinatie met andere stammen (10^8 – 10^10 cfu/dag), minder vaak luchtweginfecties hadden dan kinderen in de placebogroep.(54,55) Een latere RCT waarin LGG gecombineerd werd met BB-12 (2x10^9 cfu/dag per stam) bevestigde deze afname.(56)

Interessant is dat LGG ook bij ouderen in verzorgingshuizen het aantal virale luchtweginfecties verminderde.(57) Daarnaast liet een RCT zien dat het gebruik van LGG (1x10^10 of 2x10^10 cfu/dag) leidde tot minder Covid-19-infecties en een milder verloop van de ziekte.(58)

Diabetes type 2 en metabool syndroom
De darmen en het microbioom spelen een belangrijke rol in het metabolisme en zijn betrokken bij metabole disfunctie. Systemische laaggradige ontsteking en insulineresistentie zijn sleutelmechanismen die onderliggend zijn aan metabole disfunctie. Het microbioom speelt daarbij een belangrijke rol.(59,60) Interventies met specifieke probiotische stammen kunnen deze onderliggende mechanismen beïnvloeden en de insulinegevoeligheid verbeteren.

Zo toonde een RCT aan dat suppletie met BB-12 en LA-5 (circa 1,5x10^9 cfu/dag per stam) de insulinegevoeligheid, gemeten via HbA1c, de nuchtere glucose en insuline verbeterde, en het LDL-cholesterol verlaagde.(61,62) Een tweede RCT met dezelfde dosering bevestigde deze effecten niet, maar liet wel verlaging van oxidatieve stress bij diabetici zien.(63-65) Een andere RCT waarin BB-12 (onbekende dosis) naast metformine werd gebruikt, liet een betere therapietrouw zien en een grotere daling van HbA1c.(66) Samengevat zijn de resultaten voor deze stammen enigszins inconsistent en is er behoefte aan aanvullende, betere onderzoeken.

Vaginale klachten en urineweginfecties
Het vaginale microbioom verschilt sterk van het darmmicrobioom. Waar in de darm een hoge diversiteit geassocieerd is met gezondheid, geldt voor het vaginale microbioom juist dat een lage diversiteit gepaard gaat met een goede gezondheid.(67) Voor vaginale klachten en urineweginfecties zijn andere probiotische stammen relevant en goed onderzocht, zoals Lactobacillus rhamnosus GR-1 (GR-1) en Lactobacillus reuteri RC-14 (RC-14). Deze twee stammen koloniseren de vagina, in tegenstelling tot LGG - dezelfde bacteriesoort als GR-1 maar niet dezelfde stam - die dat niet kan en geen effect heeft op vaginale klachten.(68,69)

Bij bacteriële vaginose*, de meest voorkomende oorzaak van vaginale klachten, en vulvovaginale candidiasis* zijn diverse RCT’s uitgevoerd die aantonen dat orale suppletie met GR-1 en RC-14 (10^9 cfu/dag per stam) effectief is.(70-78) Na de menopauze komen dysbiose van het vaginale microbioom en bacteriële vaginose vaker voor door lagere oestrogeenspiegels.(67) Uit een RCT blijkt dat suppletie met GR-1 en RC-14 (2,5x10^9 cfu/dag per stam) ook bij postmenopauzale vrouwen effectief is om dit te voorkomen.(79)

Dysbiose van het vaginale microbioom is ook in verband gebracht met (recidiverende) urineweginfecties. Vaak wordt daarbij antibiotica ingezet, maar dat kan op termijn het risico op recidiverende urineweginfecties vergroten en antibioticaresistentie veroorzaken.(80) Het vaginale microbioom beïnvloeden met probiotica kan deze problemen voorkomen. In een Nederlandse RCT bleek dagelijkse inname van GR-1 en RC-14 (10^9 cfu/dag per stam) ongeveer even effectief als preventieve antibiotica in het verminderen van urineweginfecties.(81) Daarbij leidde antibiotica weliswaar tot iets minder terugkerende urineweginfecties, maar was het aantal gecompliceerde urineweginfecties juist lager in de probiotica-groep. Bovendien leidde antibiotica tot een sterkere toename van resistentie van 20-40% voor aanvang tot 80-90% na afloop van de studie, terwijl dit in de probiotica-groep uitbleef.

* Zie verklarende woordenlijst

Dosering, veiligheid en contra-indicaties

De eerdergenoemde definitie van probiotica stelt dat het gaat om levende micro-organismen en dat ze in voldoende hoeveelheden moeten worden toegediend om een gunstig effect te hebben. De dosering wordt uitgedrukt in kiemgetal* of kolonievormende eenheden* (kve); in het Engels colony-forming units (cfu).(10) Dit wordt typisch op een exponentiële schaal uitgedrukt en gangbare dagdoseringen variëren van 10^8 tot 10^11 cfu.(10) Probiotica worden wereldwijd veel gebruikt en zijn over het algemeen zeer veilig.(82-84) Er zijn klinische onderzoeken naar langdurig gebruik en, afgezien van theoretische risico’s zoals langdurige beïnvloeding van het microbioom, zijn er geen redenen om langdurig gebruik af te raden.(85)

Wel wordt aangeraden om bij kwetsbare groepen, zoals premature baby's en mensen met een verzwakt immuunsysteem of ernstige ziekte, terughoudend te zijn met het gebruik van probiotica en extra monitoring in te stellen.(85) De reden hiervoor is dat deze populaties een minder goed functionerend immuunsysteem hebben dat minder weerstand biedt tegen microbiële belasting.(85)

Een specifiek aandachtspunt werd in 2021 geopperd toen in een Cochrane-review werd gevonden dat probiotica bij zwangere vrouwen met ernstig overgewicht of diabetes een verhoogd risico op zwangerschapsvergiftiging leek te geven.(86) De onderbouwing is niet doorslaggevend, maar wel reden voor de International Scientific Association for Probiotics and Prebiotics (ISAPP) om te adviseren om bij zwangere vrouwen met overgewicht of obesitas probiotica alleen te gebruiken als er extra wordt gemonitord op tekenen van zwangerschapsvergiftiging.(85) Een meta-analyse uit 2024 concludeert overigens dat het risico op zwangerschapsvergiftiging bij probioticagebruik door zwangere vrouwen met overgewicht mogelijk niet verhoogd is.(87) Het inzicht schrijdt dus voort, maar voorzichtigheidshalve is voorgenoemde ISAPP-advies een goed handvat.

* Zie verklarende woordenlijst

Verklarende woordenlijst

Bacteriële vaginose: een vaginale infectie veroorzaakt door een verstoord evenwicht van de bacteriën (ofwel dysbiose) in de vagina, waarbij schadelijke bacteriën overgroeien. Het resulteert vaak in een abnormale afscheiding met een onaangename geur. Het is de meest voorkomende oorzaak van vaginale klachten.

Cochrane-review: een publicatie van het Cochrane-netwerk waarin resultaten van geselecteerde onderzoeken worden gebundeld om een preciezere uitspraak te doen over de effectiviteit van een interventie voor een gegeven aandoening.

Holobiont: meersoortige gemeenschap gevormd door de samenvoeging van een gastheer plus zijn symbiotische microbiomen, waarbij 'symbiose' elke langdurige relatie tussen organismen van verschillende soorten omvat, ongeacht of ze mutualistisch, commensaal of parasitair zijn.(88)

Kiemgetal: zie ‘kolonievormende eenheden’

Kolonievormende eenheden: de dosering van probiotica wordt uitgedrukt in het aantal kolonievormende eenheden (kve), in het Engels colony-forming units (cfu). Dit wordt bepaald door het materiaal een heel aantal keren te verdunnen (om tot een telbaar aantal te komen), vervolgens uit te smeren op een kweekplaat, en dan het aantal koloniën te tellen dat zich vormt. De gedachte is dat elke kolonie voortkomt uit ongeveer één bacterie (of een klompje van enkele bacteriën) die zich deelt. De koloniën zijn met het blote oog zichtbaar en daarmee te tellen. Deze aanpak betekent dat alleen het aantal bacteriën geteld wordt dat zich kan reproduceren, en sluit dus dode cellen uit.

Protist: een eukaryoot, eencellig organisme dat niet behoort tot het rijk van de dieren, planten of schimmels. Protisten vormen geen zogenoemde natuurlijke groep (gesloten gemeenschap van afstamming die kan worden teruggevoerd op een gemeenschappelijke voorouder), maar worden vanwege hun grote diversiteit vaak samengenomen onder een verzamelterm. Ze omvatten verschillende organismen zoals amoeben en ciliaten (trilhaardiertjes).

Vulvovaginale candidiasis: een schimmelinfectie van de vagina en vulva die meestal wordt veroorzaakt door de gist Candida. Symptomen omvatten jeuk, een branderig gevoel en dikke, witte vaginale afscheiding.

Referenties

1. Simon J-C et al. Host-microbiota interactions: from holobiont theory to analysis. Microbiome. 2019;7:5.
2. Berg G et al. Microbiome definition re-visited: old concepts and new challenges. Microbiome. 2020;8:103.
3. Sender R et al. Revised estimates for the number of human and bacteria cells in the body. PLoS Biol. 2016;14:1002533.
4. Tierney BT et al. The landscape of genetic content in the gut and oral human microbiome. Cell Host Microbe. 2019;26:283-95.e8.
5. De Vos WM et al. Role of the intestinal microbiome in health and disease: from correlation to causation. Nutr Rev. 2012;70 Suppl 1:S45–56.
6. Gomaa EZ. Human gut microbiota/microbiome in health and diseases: a review. Antonie van Leeuwenhoek. 2020;113:2019–40.
7. Miyauchi E et al. The impact of the gut microbiome on extra-intestinal autoimmune diseases. Nat Rev Immunol. 2023;23:9–23.
8. Hill C et al. The International Scientific Association for Probiotics and Prebiotics consensus statement on the scope and appropriate use of the term probiotic. Nat Rev Gastroenterol Hepatol. 2014;11:506–14.
9. McFarland LV et al. Strain-specificity and disease-specificity of probiotic efficacy: a systematic review and meta-analysis. Front Med. 2018;5:124.
10. Binda S et al. Criteria to qualify microorganisms as “probiotic” in foods and dietary supplements. Front Microbiol. 2020;11:1662.
11. Sanders ME et al. Probiotics for human use. Nutrition Bulletin. 2018;43:212–25.
12. McFarland LV. Efficacy of single-strain probiotics versus multi-strain mixtures: systematic review of strain and disease specificity. Dig Dis Sci. 2021;66:694–704.
13. Zheng J et al. A taxonomic note on the genus Lactobacillus: Description of 23 novel genera, emended description of the genus Lactobacillus Beijerinck 1901, and union of Lactobacillaceae and Leuconostocaceae. Int J Syst Evol Microbiol. 2020;70:2782–858.
14. Guo Q et al. Probiotics for the prevention of pediatric antibiotic-associated diarrhea. Cochrane Database Syst Rev. 2019;4:CD004827.
15. Collinson S et al. Probiotics for treating acute infectious diarrhoea. Cochrane Database Syst Rev 2020;2020:CD003048.
16. Szajewska H et al. Systematic review with meta-analysis: Lactobacillus rhamnosus GG in the prevention of antibiotic-associated diarrhoea in children and adults. Aliment Pharmacol Ther. 2015;42:1149–57.
17. Szajewska H et al. Meta-analysis: Lactobacillus GG for treating acute diarrhoea in children. Aliment Pharmacol Ther. 2007;25:871–81.
18. Szajewska H et al. Systematic review with meta-analysis: Lactobacillus rhamnosus GG for treating acute gastroenteritis in children - a 2019 update. Aliment Pharmacol Ther. 2019;49:1376–84.
19. Li Y-T et al. Efficacy of Lactobacillus rhamnosus GG in treatment of acute pediatric diarrhea: A systematic review with meta-analysis. World J Gastroenterol. 2019;25:4999–5016.
20. McFarland LV et al. Are probiotics and prebiotics effective in the prevention of travellers’ diarrhea: A systematic review and meta-analysis. Travel Med Infect Dis. 2019;27:11–9.
21. Liao W et al. Probiotics for the prevention of antibiotic-associated diarrhea in adults: a meta-analysis of randomized placebo-controlled trials. J Clin Gastroenterol. 2021;55:469–80.
22. Chouraqui J-P et al. Acidified milk formula supplemented with bifidobacterium lactis: impact on infant diarrhea in residential care settings. J Pediatr Gastroenterol Nutr. 2004;38:288–92.
23. Chatterjee S et al. Randomised placebo-controlled double blind multicentric trial on efficacy and safety of Lactobacillus acidophilus LA-5 and Bifidobacterium BB-12 for prevention of antibiotic-associated diarrhoea. J Assoc Physicians India. 2013;61:708–12.
24. De Vrese M et al. Probiotic lactobacilli and bifidobacteria in a fermented milk product with added fruit preparation reduce antibiotic associated diarrhea and Helicobacter pylori activity. J Dairy Res. 2011;78:396–403.
25. Jungersen M et al. The science behind the probiotic strain Bifidobacterium animalis subsp. lactis BB-12(®). Microorganisms. 2014;2:92–110.
26. Velasco M et al. Probiotic yogurt for the prevention of antibiotic-associated diarrhea in adults: a randomized double-blind placebo-controlled trial. J Clin Gastroenterol. 2019;53:717–23.
27. Wenus C et al. Prevention of antibiotic-associated diarrhoea by a fermented probiotic milk drink. Eur J Clin Nutr. 2008;62:299–301.
28. Fox MJ et al. Can probiotic yogurt prevent diarrhoea in children on antibiotics? A double-blind, randomised, placebo-controlled study. BMJ Open. 2015;5:e006474.
29. Linn YH et al. Effect of probiotics for the prevention of acute radiation-induced diarrhoea among cervical cancer patients: a randomized double-blind placebo-controlled study. Probiotics Antimicrob Proteins. 2019;11:638–47.
30. Mego M et al. Randomized double-blind, placebo-controlled multicenter phase III study of prevention of irinotecan-induced diarrhea by a probiotic mixture containing Bifidobacterium BB-12®Lactobacillus rhamnosus LGG® in colorectal cancer patients. Front Oncol. 2023;13:1168654.
31. Vork L et al. Rome III vs Rome IV criteria for irritable bowel syndrome: A comparison of clinical characteristics in a large cohort study. Neurogastroenterol Motil. 2018;30.
32. Goodoory VC et al. Efficacy of probiotics in irritable bowel syndrome: systematic review and meta-analysis. Gastroenterology. 2023;165:1206–18.
33. Xie P et al. Outcome-specific efficacy of different probiotic strains and mixtures in irritable bowel syndrome: a systematic review and network meta-analysis. Nutrients. 2023;15:3856.
34. Horvath A et al. Meta-analysis: Lactobacillus rhamnosus GG for abdominal pain-related functional gastrointestinal disorders in childhood: Meta-analysis: Lactobacillus GG and abdominal pain-related functional disorders. Aliment Pharmacol Ther. 2011;33:1302–10.
35. Kesharani TJ et al. Safety and efficacy of Lactobacillus rhamnosus GG (ATCC 53103) in children with functional abdominal pain: a randomised, doubleblinded, placebo-controlled trial. J Clin Diagnostic Res. 2023;17:SC06-9.
36. Wegh CA et al. Effectiveness of probiotics in children with functional abdominal pain disorders and functional constipation: a systematic review. J Clin Gastroenterol. 2018;52:S10-26.
37. Tarnoruda J et al. Lactobacillus rhamnosus for treating irritable bowel syndrome in children – a systematic review with meta-analysis. Pediatr Pol. 2024;99:53–60.
38. Eskesen D et al. Effect of the probiotic strain Bifidobacterium animalis subsp. lactis, BB-12®, on defecation frequency in healthy subjects with low defecation frequency and abdominal discomfort: a randomised, double-blind, placebo-controlled, parallel-group trial. Br J Nutr. 2015;114:1638–46. 39. Saavedra JM et al. Long-term consumption of infant formulas containing live probiotic bacteria: tolerance and safety123. Am J Clin Nutr. 2004;79:261–7.
40. Carucci L et al. Therapeutic effects elicited by the probiotic Lacticaseibacillus rhamnosus GG in children with atopic dermatitis. The results of the ProPAD trial. Pediatr Allergy Immunol. 2022;33:e13836.
41. Chen K et al. Efficacy of Bifidobacterium animalis subsp. lactis, BB-12® on infant colic - a randomised, double-blinded, placebo-controlled study. Benef Microbes. 2021;12:531–40.
42. Hooper LV et al. Interactions between the microbiota and the immune system. Science. 2012;336:1268–73.
43. Zhao Q et al. Adaptive immune education by gut microbiota antigens. Immunology. 2018;154:28–37.
44. Kalliomäki M et al. Probiotics in primary prevention of atopic disease: a randomised placebo-controlled trial. Lancet. 2001;357:1076–9.
45. Kalliomäki M et al. Probiotics and prevention of atopic disease: 4-year follow-up of a randomised placebo-controlled trial. Lancet. 2003;361:1869–71.
46. Kopp MV et al. Randomized, double-blind, placebo-controlled trial of probiotics for primary prevention: no clinical effects of Lactobacillus GG supplementation. Pediatrics .2008;121:e850–6.
47. Szajewska H et al. Lactobacillus rhamnosus GG in the primary prevention of eczema in children: a systematic review and meta-analysis. Nutrients. 2018;10:1319.
48. Tan W et al. Lactobacillus rhamnosus GG for cow’s milk allergy in children: a systematic review and meta-analysis. Front Pediatr. 2021;9:727127.
49. Dotterud CK et al. Probiotics in pregnant women to prevent allergic disease: a randomized, double-blind trial. Br J Dermatol. 2010;163:616–23.
50. Simpson MR et al. Perinatal probiotic supplementation in the prevention of allergy related disease: 6 year follow up of a randomised controlled trial. BMC Dermatol. 2015;15:13.
51. Rø ADB et al. Reduced Th22 cell proportion and prevention of atopic dermatitis in infants following maternal probiotic supplementation. Clin Exp Allergy. 2017;47:1014–21.
52. Schmidt RM et al. Probiotics in late infancy reduce the incidence of eczema: A randomized controlled trial. Pediatr Allergy Immunol. 2019;30:335–40.
53. Taipale T et al. Bifidobacterium animalis subsp. lactis BB-12 in reducing the risk of infections in infancy. Br J Nutr. 2011;105:409–16.
54. Liu S et al. Lactobacillus rhamnosus GG supplementation for preventing respiratory infections in children: A meta-analysis of randomized, placebo-controlled trials. Indian Pediatr. 2013;50:377–81.
55. Laursen RP et al. Probiotics for respiratory tract infections in children attending day care centers—a systematic review. Eur J Pediatr. 2018;177:979–94.
56. Shikh EV et al. [The effectiveness of BIFIFORM KIDS in the prevention of the incidence of acute respiratory infections in children.] Vopr Pitan. 2022;91:97–106.
57. Wang B et al. Probiotics to prevent respiratory infections in nursing homes: a pilot randomized controlled trial. J Am Geriatr Soc. 2018;66:1346–52.
58. Wischmeyer PE et al. Efficacy of probiotic treatment as post-exposure prophylaxis for COVID-19: a double-blind, placebo-controlled randomized trial. Clin Nutr. 2024;43:259–67.
59. Janssen AW et al. The role of the gut microbiota in metabolic health. FASEB J. 2015;29:3111–23.
60. Dabke K et al. The gut microbiome and metabolic syndrome. J Clin Invest. 2019;129:4050–7.
61. Ejtahed HS et al. Probiotic yogurt improves antioxidant status in type 2 diabetic patients. Nutrition. 2012;28:539–43.
62. Ejtahed HS et al. Effect of probiotic yogurt containing Lactobacillus acidophilus and Bifidobacterium lactis on lipid profile in individuals with type 2 diabetes mellitus. J Dairy Sci. 2011;94:3288–94.
63. Rezazadeh L et al. Effects of probiotic yogurt on glycemic indexes and endothelial dysfunction markers in patients with metabolic syndrome. Nutrition. 2019;62:162–8.
64. Rezazadeh L et al. Evaluation of the effects of probiotic yoghurt on inflammation and cardiometabolic risk factors in subjects with metabolic syndrome: A randomised controlled trial. International Dairy Journal 2020;101:104577.
65. Rezazadeh L et al. Daily consumption effects of probiotic yogurt containing Lactobacillus acidophilus La5 and Bifidobacterium lactis Bb12 on oxidative stress in metabolic syndrome patients. Clin Nutr ESPEN. 2021;41:136–42.
66. Şahin K et al. Metformin with versus without concomitant probiotic therapy in newly diagnosed patients with type 2 diabetes or prediabetes: a comparative analysis in relation to glycemic control, gastrointestinal side effects, and treatment compliance. Turk J Gastroenterol. 2022;33:925–33.
67. Verstraelen H et al. The Vaginal Microbiome: I. research development, lexicon, defining “normal” and the dynamics throughout women’s lives. J Low Genit Tract Dis. 2022;26:73-8.
68. Gardiner GE et al. Persistence of Lactobacillus fermentum RC-14 and Lactobacillus rhamnosus GR-1 but not L. rhamnosus GG in the human vagina as demonstrated by randomly amplified polymorphic DNA. Clin Diagn Lab Immunol. 2002;9:92–6.
69. Reid G et al. Probiotic Lactobacillus dose required to restore and maintain a normal vaginal flora. FEMS Immunol Med Microbiol. 2001;32:37–41.
70. Cianci A et al. [Efficacy of Lactobacillus Rhamnosus GR-1 and of Lactobacillus Reuteri RC-14 in the treatment and prevention of vaginoses and bacterial vaginitis relapses]. Minerva Ginecol. 2008;60:369–76.
71. Reid G et al. Nucleic acid-based diagnosis of bacterial vaginosis and improved management using probiotic lactobacilli. J Med Food. 2004;7:223–8.
72. Anukam KC et al. Clinical study comparing probiotic Lactobacillus GR-1 and RC-14 with metronidazole vaginal gel to treat symptomatic bacterial vaginosis. Microbes Infect. 2006;8:2772–6.
73. Martinez RC et al. Improved cure of bacterial vaginosis with single dose of tinidazole (2 g), Lactobacillus rhamnosus GR-1, and Lactobacillus reuteri RC-14: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Can J Microbiol. 2009;55:133–8.
74. Martinez RC et al. Improved treatment of vulvovaginal candidiasis with fluconazole plus probiotic Lactobacillus rhamnosus GR-1 and Lactobacillus reuteri RC-14. Lett Appl Microbiol. 2009;48:269–74.
75. Anukam K et al. Augmentation of antimicrobial metronidazole therapy of bacterial vaginosis with oral probiotic Lactobacillus rhamnosus GR-1 and Lactobacillus reuteri RC-14: randomized, double-blind, placebo controlled trial. Microbes Infect. 2006;8:1450–4.
76. Vasundhara D et al. Vaginal & gut microbiota diversity in pregnant women with bacterial vaginosis & effect of oral probiotics: An exploratory study. Indian J Med Res. 2021;153:492–502.
77. Hummelen R et al. Lactobacillus rhamnosus GR-1 and L. reuteri RC-14 to prevent or cure bacterial vaginosis among women with HIV. Int J Gynaecol Obstet. 2010;111:245–8.
78. Vujic G et al. Efficacy of orally applied probiotic capsules for bacterial vaginosis and other vaginal infections: a double-blind, randomized, placebo-controlled study. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2013;168:75–9.
79. Petricevic L et al. Randomized, double-blind, placebo-controlled study of oral lactobacilli to improve the vaginal flora of postmenopausal women. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2008;141:54–7.
80. Stapleton AE. The vaginal microbiota and urinary tract infection. Microbiol Spectr. 2016;4(6).
81. Beerepoot MA et al. Lactobacilli vs antibiotics to prevent urinary tract infections: a randomized, double-blind, noninferiority trial in postmenopausal women. Arch Intern Med. 2012;172:704–12. 82. Boyle RJ et al. Probiotic use in clinical practice: what are the risks? Am J Clin Nutr. 2006;83:1256–64.
83. Sanders ME. Probiotics in 2015: Their Scope and Use. J Clin Gastroenterol. 2015;49 Suppl 1:S2-6.
84. Van den Nieuwboer M et al. Dealing with the remaining controversies of probiotic safety. Benef Microbes. 2019;10:605–16.
85. Merenstein D et al. Emerging issues in probiotic safety: 2023 perspectives. Gut Microbes. 2023;15:2185034.
86. Davidson SJ et al. Probiotics for preventing gestational diabetes. Cochrane Database Syst Rev. 2021;4:CD009951.
87. McDougall A et al. The effects of probiotics administration during pregnancy on preeclampsia and associated maternal, fetal, and newborn outcomes: a systematic review and meta-analysis. Am J Obstet Gynecol MFM. 2024;6:101322.
88. Suárez J et al. A part-dependent account of biological individuality: why holobionts are individuals and ecosystems simultaneously. Biol Rev Camb Philos Soc. 2020;95:1308–24.

Copyright © 2024 Stichting Orthokennis. Alle rechten voorbehouden. Op alle teksten, afbeeldingen, foto's, figuren, tabellen en overige informatie op deze website berust het kopijrecht/auteursrecht. Niets van deze website mag zonder toestemming van stichting Orthokennis worden overgenomen of gekopieerd. Deze informatie mag wel worden bekeken op een scherm, gedownload worden of geprint worden, mits dit geschied voor persoonlijk, informatief en niet-commercieel gebruik, mits de informatie niet gewijzigd wordt, mits de volgende copyright-tekst in elke copy aanwezig is: “Copyright © Stichting Orthokennis”, mits copyright, handelsmerk en andere van toepassing zijnde teksten niet worden verwijderd en mits de informatie niet wordt gebruikt in een ander werk of publicatie in welk medium dan ook.