Taurine wordt in het menselijk lichaam (met name in lever en hersenen) gesynthetiseerd uit de zwavelhoudende aminozuren cysteïne en methionine; bij deze omzetting is vitamine B6 nodig. Baby’s en kleine kinderen kunnen taurine nog niet zelf aanmaken; voor hen is taurine een essentiële voedingsstof. Voor jongeren en volwassenen is taurine te beschouwen als semi-essentiële voedingsstof. De endogene synthese van taurine is beperkt, waardoor de inname van taurine uit voeding belangrijk is voor de taurinestatus, zeker als de taurinebehoefte verhoogd is (zoals bij diabetici, die meer taurine met de urine verliezen). De taurine-inname uit voeding wordt geschat op 40 tot 400 mg per dag. Aangezien taurine vooral aanwezig is in schaal- en schelpdieren, vis, gevogelte en vlees, hebben vegetariërs en veganisten vaak een verlaagde taurinestatus. Taurine is wat biochemische structuur betreft eigenlijk geen echt aminozuur (alhoewel het wel tot de aminozuren wordt gerekend) en wordt in het lichaam niet ingebouwd in eiwitten.
Taurine heeft diverse belangrijke metabole en fysiologische functies. Taurine is van belang voor het goed functioneren van zenuwweefsel en de spieren. Taurine stabiliseert exciteerbare (prikkelbare) celmembranen van zenuw- en spiercellen en is in een hoge concentratie aanwezig in zenuwweefsel, ogen en spierweefsel (hart, bloedvaten, skeletspieren). In de hersenen heeft taurine neurotransmitter-achtige en zenuwbeschermende effecten. Verder is taurine gunstig voor hartfunctie en bloeddruk en gaat taurine atherosclerose tegen. Taurine ondersteunt de leverfunctie (ontgifting, vetstofwisseling, galproductie), beschermt de ogen (netvlies, ooglens), fungeert als antioxidant, heeft een ontstekingsremmende activiteit en is betrokken bij vochtregulatie (osmoregulatie), glucosestofwisseling, temperatuurregulatie en slaap-waakritme.
Vooralsnog hebben met name preklinische studies aangetoond dat taurinesuppletie gunstige effecten heeft bij onder meer hypercholesterolemie, hart- en vaatziekten (hypertensie, atherosclerose, kransvatziekte, hartfalen, diabetische cardiomyopathie, trombose, beroerte, hartritmestoornissen), diabetes en diabetescomplicaties (zoals microangiopathie en neuropathie), metabool syndroom, obesitas, oogaandoeningen, toxische belasting en leverziekten (hepatitis, alcoholische en niet-alcoholische leververvetting, galstenen, levercirrose). Beschikbare epidemiologische en klinische studies onderschrijven preklinische bevindingen bij onder meer hartfalen, hypertensie, kransvatziekte, taaislijmziekte en hepatitis. Uit epidemiologisch onderzoek, uitgevoerd in diverse populaties over de hele wereld, is gebleken dat een goede taurinestatus (renale taurine-uitscheiding > 2 mmol/24-uursurine) is geassocieerd met een significant kleinere kans op sterfte door kransvatziekte. Ook zijn er aanwijzingen dat een goede taurinestatus beschermt tegen diabetes.
Schaal- en schelpdieren, vis, gevogelte, vlees, zuivel
Zwangerschap en het geven van borstvoeding (vanwege het ontbreken van veiligheidsgegevens).
Doseringen boven 3 gram per dag bij voorkeur onder supervisie van een gezondheidsprofessional (zie veiligheid).
De OSL (Observed Safe Level) voor volwassenen is berekend op 3 gram per dag. In klinische studies zijn evenwel zonder problemen doseringen tot 10 gram/dag (gedurende 6 maanden) gebruikt. In een enkel geval veroorzaakt taurine milde maagdarmklachten. In geen enkele humane studie met taurine zijn significante bijwerkingen waargenomen. Wetenschappers hebben dan ook geen NOAEL (no obeserved adverse effect level) en LOAEL (lowest observed adverse effect level) voor taurine kunnen vaststellen of een UL (upper limit) voor taurine kunnen bepalen. Doseringen tot 10 gram per dag zijn waarschijnlijk veilig, maar voor de zekerheid wordt aangeraden doseringen boven 3 gram per dag alleen te gebruiken op advies en onder begeleiding van een gezondheidsprofessional.
1. Yamori Y et al. Taurine in health and diseases: consistent evidence from experimental and epidemiological studies. J Biomed Sci. 2010;17 Suppl 1:S6.
2. Yamori Y et al. Low cardiovascular risks in the middle aged males and females excreting greater 24-hour urinary taurine and magnesium in 41 WHO-CARDIAC study populations in the world. J Biomed Sci. 2010;17 Suppl 1:S21.
3. Xu YJ et al. The potential health benefits of taurine in cardiovascular disease. Exp Clin Cardiol. 2008;13(2):57-65.
4. Eby G, Halcomb WW. Elimination of cardiac arrhythmias using oral taurine with l-arginine with case histories: Hypothesis for nitric oxide stabilization of the sinus node. Med Hypotheses. 2006;67(5):1200-4.
5. Menzie J et al. Neuroprotective mechanisms of taurine against ischemic stroke. Brain Sci. 2013;3(2):877-907.
6. De la Puerta C et al. Taurine and glucose metabolism: a review. Nutr Hosp. 2010;25(6):910-9.
7. Ito T et al. The potential usefulness of taurine on diabetes mellitus and its complications. Amino Acids. 2012 May;42(5):1529-39.
8. Shao A et al. Risk assessment for the amino acids taurine, L-glutamine and L-arginine. Regul Toxicol Pharmacol. 2008;50(3):376-99.
9. Jakaria M et al. Taurine and its analogs in neurological disorders: Focus on therapeutic potential and molecular mechanisms. Redox Biol. 2019;24:101223.