Ons afweersysteem is het verdedigingsmechanisme tegen ziekteverwekkers (pathogenen) zoals bacteriën, virussen, schimmels en parasieten. Bovendien kan het afweersysteem, ook wel immuunsysteem genoemd, ontspoorde lichaamscellen die uit kunnen groeien tot kankercellen, doden en opruimen. Een goed functionerend immuunsysteem is dus van essentieel belang; zonder kunnen we niet overleven. Voor het optimaal functioneren van het immuunsysteem zijn vitaminen en mineralen, waaronder vitamine C, vitamine D en zink, onmisbaar. Ook nutriënten* zoals omega 3-vetzuren, probiotica en kruiden dragen hieraan bij of hebben hier een positieve invloed op. Er zijn dus voldoende aangrijpingspunten om de werking van het immuunsysteem te verbeteren. Niet bij iedereen functioneert het immuunsysteem namelijk optimaal, door verschillende onderliggende oorzaken. Naarmate men ouder wordt, treedt er veroudering van het immuunsysteem op. Dit verklaart waarom ouderen vatbaarder zijn voor infecties. Ook bij overgewicht is vaak sprake van verzwakking van het immuunsysteem.
Om het lichaam adequaat te beschermen tegen schadelijke indringers moet het immuunsysteem ziekteverwekkers als zodanig herkennen en geactiveerd worden om ze onschadelijk te maken. Bovendien moet het immuunsysteem ‘leren’ wat lichaamseigen is en dus niet aangevallen dient te worden. Het immuunsysteem bestaat uit gespecialiseerde organen (zie figuur 1), weefsels, cellen en eiwitten die nauw samenwerken om pathogenen* onschadelijk te maken. Naast het doden en opruimen van ongewenste indringers heeft het immuunsysteem de taak hier informatie over op te slaan. In geval van een tweede besmetting kan de betreffende bacterie of virus dan namelijk nog effectiever worden bestreden.
Figuur 1: Organen en weefsels die deel uitmaken van het immuunsysteem.
Bij een goed functionerend immuunsysteem draait het om balans. Er moet snel en krachtig worden ingegrepen bij een besmetting. Maar nadat de indringers onschadelijk zijn gemaakt, moet de afweerreactie ook weer gestopt worden. Wordt het afweersysteem te weinig geremd, dan kan er weefselschade ontstaan. Een doorgeschoten immuunreactie kan zelfs tot auto-immuunziekten* leiden.
Eerste verdedigingslinie
De huid en de binnenbekleding (slijmvliezen) van het spijsverteringskanaal, de luchtwegen, urinewegen en vagina vormen de eerste verdedigingslinie tegen ziekteverwekkers. Zij vormen een fysieke barrière voor ongewenste indringers. Alle slijmvliezen hebben trilhaartjes die, door bijvoorbeeld hoesten of niezen, slijm met pathogenen naar buiten kunnen werken. Op de huid en slijmvliezen zijn bovendien miljarden gunstige bacteriën (ook wel probiotica genoemd) aanwezig. Deze dragen ook bij aan de verdediging tegen ziekteverwekkers. Maagzuur en speeksel, met hun antibacteriële componenten, vormen een chemische barrière tegen ziekteverwekkers.
Niet-specifieke afweer
De eerste verdedigingslinie is onderdeel van wat het aangeboren immuunsysteem wordt genoemd, omdat dit reeds bij de geboorte aanwezig is. De aangeboren afweer wordt ook wel de niet-specifieke afweer genoemd, omdat het bestaat uit cellen en signaalstoffen* die zich niet specifiek richten tegen één ziekteverwekker. Tezamen vormen deze afweercellen en signaalstoffen de tweede verdedigingslinie. De afweercellen hebben verschillende functies die soms ook overlappen. De ene cel doodt de indringers door ze op te eten en te verteren, een andere cel maakt stofjes die een bacterie lekprikken waardoor deze sterft. De functie van de signaalstoffen is het activeren of afremmen van bepaalde onderdelen van het immuunsysteem.
*Zie verklarende woordenlijst
De afweercellen komen in actie als het een ziekteverwekker lukt om door de barrières heen te dringen. De grootste groep afweercellen van de aangeboren afweer zijn fagocyten*, een type witte bloedcel dat pathogenen opruimt door ze te omsluiten (fagocytose*), op te nemen en vervolgens af te breken. De twee belangrijkste soorten fagocyten zijn neutrofielen en macrofagen*. Neutrofielen circuleren in het bloed. Bij een infectie zijn ze snel ter plaatse en treden uit de bloedbaan om actief te worden op de plek waar ze nodig zijn. Macrofagen komen vooral in de weefsels voor.
Figuur 2: Schematische weergave van de componenten van het immuunsysteem.
De niet-specifieke afweer komt snel op gang maar is niet altijd afdoende om een ziekteverwekker onschadelijk te maken. In dergelijke gevallen komt de specifieke, of verworven, afweer in actie. Dit deel van het immuunsysteem ontwikkelt zich in de eerste levensjaren, doordat ons lichaam in contact komt met verschillende pathogenen. Kenmerkend voor het specifieke immuunsysteem is dat elke reactie is gericht tegen één specifiek pathogeen. Specifieke afweer De specifieke afweer komt langzamer op gang dan de aangeboren afweer (na 4-7 dagen), maar is vaak wel sterker en doelgerichter. Bovendien wordt bij een dergelijke afweerreactie immuniteit opgebouwd, wat betekent dat er geheugen wordt opgebouwd tegen de betreffende ziekteverwekker. Bij een tweede invasie van dezelfde ziekteverwekker kan het afweersysteem dan veel sneller reageren. Bij de specifieke afweer is een ander type witte bloedcel betrokken, lymfocyt geheten. Deze wordt gevormd in het beenmerg en ontwikkelt zich verder in het beenmerg tot B-lymfocyt of in de thymus (zwezerik) tot T-lymfocyt. Nadat een pathogeen de eerste verdedigingslinie en de niet-specifieke afweer heeft weten te omzeilen, worden lymfocyten in contact gebracht met een stukje eiwit van het pathogeen dat een antigeen (lichaamsvreemd eiwit) wordt genoemd. Dit is een signaal voor de lymfocyt om geactiveerd te raken. Vervolgens gaat de lymfocyt zich delen en specialiseren en in deze mobilisatiefase, waarin de pathogenen nog de overhand hebben, voelen we ons ziek (zie figuur 3). Gespecialiseerde B-lymfocyten gaan antistoffen tegen het antigeen aanmaken. De antistoffen, ook wel antilichamen of immuunglobulinen genoemd, worden via het bloed en de lymfe door het lichaam verspreid. Door aan het pathogeen te binden maken ze deze onschadelijk. T-lymfocyten openen direct de aanval op het pathogeen. Speciale subtypen T- en B-lymfocyten, geheugencellen genaamd, blijven na een infectie zeer lange tijd in het lichaam aanwezig en zorgen voor immuungeheugen tegen de ziekteverwekker.
Figuur 3: Het specifieke immuunsysteem.
Niet iedereen heeft dezelfde weerstand tegen infecties. Bij het ouder worden, treedt ook veroudering van het immuunsysteem op. Dit wordt immunosenescentie genoemd. De voorraad afweercellen neemt af, evenals hun functioneren. Ook het vermogen om een immuungeheugen op te bouwen, neemt af. Kortom, het immuunsysteem gaat trager en minder effectief werken en reageert niet altijd meer adequaat op binnendringende virussen en bacteriën. Ziekteverwekkers krijgen meer kans om het lichaam te infecteren. Bovendien hebben ouderen vaak meer stofjes in hun bloed die wijzen op een milde, nauwelijks aantoonbare, maar continu aanwezige ontsteking. Deze toestand van chronische ontsteking wordt ook wel inflamm-aging genoemd, een samenvoeging van ontsteking (inflammation) en veroudering (aging). Tijdens het bestrijden van een infectie is een beetje ontsteking wel nodig, maar een continu aanwezige milde ontsteking vermindert juist het vermogen van het immuunsysteem om infecties te bestrijden.
Mensen die te zwaar zijn, hebben een grotere kans op (een ernstig beloop van) infecties dan mensen met een gezond gewicht. Het (overmatig aanwezige) lichaamsvet zorgt voor onbalans in het immuunsysteem. Bij obese mensen is er van een bepaald stofje (leptine*) meer aanwezig in het bloed. Een ander stofje (adiponectine*) is juist weer minder aanwezig. Het vervelende is dat leptine ontsteking bevordert en adiponectine ontsteking remt. Daarnaast maakt vetweefsel ook andere ontstekingsbevorderende stoffen aan. Mensen met overgewicht hebben dus meer stoffen die ontsteking bevorderen en minder stoffen die dit remmen. Het immuunsysteem is hierdoor continu een beetje geactiveerd en de afweer tegen binnendringende ziekteverwekkers is verzwakt, om dezelfde reden als bij inflamm-aging het geval is. In dit geval wordt het chronische laaggradige ontsteking* genoemd.
*Zie verklarende woordenlijst
Gezond eten, regelmatig bewegen, een goede nachtrust en stressreductie dragen bij aan een goed functionerend immuunsysteem. Daarnaast is er een groot aantal voedingsstoffen waarvan bekend is dat zij een gunstig effect hebben op het immuunsysteem. Het hedendaagse voedingspatroon bevat echter vaak onvoldoende hoeveelheden van deze belangrijke nutriënten, onder andere door eenzijdige voeding, bewerkt voedsel en bodemverarming door intensieve landbouw waardoor aanvulling op de voeding door middel van supplementen wenselijk is. Voor het in stand houden van een gezond immuunsysteem is basissuppletie met een multivitamine/mineralenpreparaat van hoge kwaliteit, met ruime doseringen vitamine C, vitamine D en vitamine E, zink, selenium en magnesium, in combinatie met omega 3-vetzuren (visolie), onmisbaar.
Vitamine D is een belangrijke vitamine voor de werking van het immuunsysteem. Vitamine D speelt een rol in het reguleren van de afweerreactie: een niet te zwakke, maar ook niet te sterke reactie, die ook weer op tijd wordt uitgeschakeld zodat onnodige schade wordt voorkomen. Vitamine D wordt in het lichaam aangemaakt onder invloed van uv-B uit zonlicht. In de maanden oktober tot en met april is de zon in Nederland echter niet krachtig genoeg voor voldoende aanmaak van vitamine D. Bovendien komt vitamine D slechts in kleine hoeveelheden voor in onze voeding (met name in vette vis, eieren en zuivel). Zeker in de winter is het dus aan te raden extra vitamine D3 (cholecalciferol) te nemen. Onder normale omstandigheden is voor een gezonde (blanke) persoon <70 jaar 25 microgram (1000 ie oftewel internationle eenheden) vitamine D per dag voldoende. Bij ziekte of een vitamine D-tekort (wat veel voorkomt) kan dit worden opgehoogd naar 2000-3000 ie (50-75 microgram).
Bij ziekte, ouderdom en overgewicht kan deze basissuppletie aangevuld worden met specifieke nutriënten gericht op de individuele gezondheidstoestand.
Wanneer we ziek worden, is dit vaak het gevolg van een virus dat erin is geslaagd de slijmvliesbarrière in neus- of keelholte te doorbreken en de aangeboren afweer te omzeilen. Om ervoor te zorgen dat de virusinfectie zo kort en mild mogelijk verloopt, is voldoende inname van verschillende vitaminen, mineralen en voedingsstoffen van belang. Vitamine C, vitamine D (zie hierboven) en het mineraal zink zijn heel belangrijk om infecties te bestrijden en het immuunsysteem te ondersteunen.
Vitamine C stimuleert de aanmaak van lymfocyten en helpt het immuunsysteem bij de herkenning van pathogenen. De mens kan zelf geen vitamine C aanmaken en is dus afhankelijk van voeding en suppletie voor de inname ervan. De RI (referentie-inname) is 80 mg per dag, maar dit is slechts voldoende onder optimale omstandigheden. Tijdens een infectie stijgt de vitamine C-behoefte en kan beter meer (3 tot 4 gram per dag) worden ingenomen.
Zink heeft een positieve invloed op het immuunsysteem door de productie, groei en rijping van T-lymfocyten te ondersteunen en te helpen bij de aanmaak van signaalstoffen. Daarnaast heeft zink een antivirale werking: het remt de vermeerdering van virusdeeltjes in het lichaam. De hoeveelheid zink in een kwalitatief goede multivitamine is doorgaans voldoende als onderhoudsdosering, maar bij een virusinfectie kan de dosering desgewenst tijdelijk worden verhoogd tot 45 mg per dag.
Quercetine en resveratrol zijn fytonutriënten (werkzame stoffen uit planten) met weerstandsbevorderende en ontstekingsremmende eigenschappen. Ze verminderen de aanmaak van ontstekingsbevorderende stoffen door het lichaam en verhogen de productie van ontstekingsremmende stoffen. Quercetine en resveratrol dragen zo bij aan balans in de afweerreactie waardoor het immuunsysteem niet door kan schieten in een te heftige reactie. Quercetine remt de activiteit en vermeerdering van virusdeeltjes in het lichaam en beschermt tegen infectie met griep- en verkoudheidsvirussen. Bovendien bevordert quercetine de opname van zink in lichaamscellen waar het zijn antivirale werking uitoefent. Resveratrol remt, net als quercetine, de vermeerdering van virusdeeltjes van een groot aantal virussen waaronder griep- en verkoudheidsvirussen en het coronavirus.
Andere kruiden die een gunstige werking hebben op het immuunsysteem zijn berberine en curcumine. Berberine verhindert het binnendringen van het virus in het lichaam, remt de vermeerdering van virusdeeltjes en heeft daarnaast gunstige effecten op de darmflora. Curcumine heeft ontstekingsremmende activiteit en draagt bij aan een juiste balans tussen stoffen van het immuunsysteem die ontsteking bevorderen en stoffen die ontsteking remmen.
Voor iedereen geldt natuurlijk dat gezonde voeding, voldoende lichaamsbeweging en een goede nachtrust van belang zijn om de weerstand op peil te houden. Bij het ouder worden, draagt een gezonde leefstijl ook bij aan het afremmen van het proces van inflamm-aging. Een kwalitatief goed multivitamine/mineralenpreparaat is een goede aanvulling op de voeding om effecten van veroudering op het immuunsysteem te verminderen en de kans op (ernstige) infectie te verkleinen.
Een vitamine D-gebrek komt met name bij ouderen frequent voor. Minder buiten komen en gebruik van verschillende medicijnen zijn factoren die de kans op een vitamine D-tekort vergroten. Een tekort leidt niet alleen tot botontkalking, maar ook tot verminderde afweer. Voor kwetsbare ouderen wordt een hogere ondergrens van de vitamine D-streefwaarde aangehouden. Een relevante dagdosering vitamine D ligt ook iets hoger: 35 microgram per dag. Het is nuttig om de vitamine D-waarde in het bloed te laten bepalen en eventuele tekorten eerst aan te vullen door 2000-3000 ie (50-75 microgram) vitamine D3 (cholecalciferol) te nemen.
Vitamine E is een antioxidant met een regulerende werking op het immuunsysteem. Deze vitamine zorgt voor een versterking van de activiteit van afweercellen van zowel het niet-specifieke als specifieke immuunsysteem. Bovendien gaat vitamine E verouderingsprocessen tegen. Het remt inflamm-aging en ondersteunt ook op die manier het immuunsysteem. Een onderhoudsdosering van 100-200 mg vitamine E per dag zorgt ervoor dat ouderen minder vatbaar zijn voor griepvirussen of bacteriën die longontsteking kunnen veroorzaken.
Omega 3-vetzuren (EPA en DHA) zijn betrokken bij het tijdig remmen van de immuunreactie nadat de ziekteverwekker onschadelijk is gemaakt. Daarnaast bevorderen EPA en DHA het functioneren van macrofagen. Onder invloed van omega 3-vetzuren produceren macrofagen meer signaalstoffen en verbetert de fagocytose-capaciteit. Bovendien remmen omega 3-vetzuren, net als vitamine E, inflamm-aging. Gezien de meestal beperkte hoeveelheid omega 3-vetzuren in het westerse voedingspatroon, is een supplement met 1000-2000 mg omega 3-vetzuren aan te raden.
Immunosenescentie* wordt deels beïnvloed door de samenstelling van de darmflora. Bij het ouder worden nemen de hoeveelheid en diversiteit van gezondheidsbevorderende bacteriesoorten (met name bifidobacteriën) af. Dit gaat samen met een toegenomen vatbaarheid voor infecties. Probiotica bevorderen een gezonde darmflora en hebben daarmee een gunstige werking op het immuunsysteem door het verbeteren van de balans tussen ontstekingsbevorderende en ontstekingsremmende signaalstoffen. Daarnaast stimuleren ze de aangeboren en specifieke afweer en gaan leeftijdsgerelateerde achteruitgang van het immuunsysteem tegen.
Voor het onderhouden van een gezonde darmflora bij het vorderen van de leeftijd kan een probioticum dat 3 miljard levende bacteriën bevat, worden ingenomen, terwijl in geval van ziekte een probioticum met 15 miljard levende bacteriën beter is. Daarnaast is ook de stam waartoe de bacteriën behoren van belang. De werkzaamheid en gezondheidsbevorderende eigenschappen van een probioticum zijn grotendeels stamspecifiek. De stammen Lactobacillus rhamnosus GG (LGG), L. acidophilus (LA-5) en bifidobacterium (BB-12) zijn het best onderzocht op hun weerstandverhogende en ontstekingsremmende eigenschappen.
*Zie verklarende woordenlijst
Overgewicht of obesitas maakt mensen vatbaarder en verhoogt de kans op een ernstig beloop van een infectie. Dit heeft te maken met stoffen zoals leptine, aangemaakt in het vetweefsel, die ontsteking bevorderen en het immuunsysteem constant een beetje geactiveerd houden. Het verbeteren van de stofwisseling* kan ervoor zorgen dat er minder ontstekingsbevorderende en meer ontstekingsremmende stoffen worden aangemaakt. Dit heeft positieve effecten op de algehele gezondheid en het immuunsysteem.
Diverse nutriënten hebben een positieve werking op de vetstofwisseling. Groene thee verhoogt de vetverbranding en vermindert de opname van vet uit de voeding. Choline, een B-vitamine-achtige stof, stimuleert de vetstofwisseling. Cholinesuppletie (400 mg per dag) kan helpen bij het afvallen doordat het bijdraagt aan het verlagen van het vetpercentage in het lichaam. De plantaardige nutriënten quercetine, curcumine en berberine hebben alle een verlagend effect op de afgifte van leptine door vetcellen. Het verlagen van de leptinespiegel zou een gunstige invloed kunnen hebben op het immuunsysteem en de ernst van een infectie. Zowel quercetine als curcumine werken daarnaast ontstekingsremmend. Berberine verlaagt behalve de leptinespiegel ook het gehalte van vetten in het bloed, zoals cholesterol en triglyceriden. Dit is met name belangrijk bij mensen die een verhoogde cholesterol- en triglyceridenspiegel in het bloed hebben. Ten slotte verlaagt quercetine de CRP-waarde (C-reactief proteïne), een eiwit in het bloed dat wordt aangemaakt bij ontsteking en een belangrijke rol speelt in de activatie van het afweersysteem. Bij chronische laaggradige ontsteking* speelt deze ontstekingsfactor ook een rol. Een andere plantaardige stof met gunstige effecten op de weerstand bij overgewicht en verstoorde stofwisseling is resveratrol. Resveratrol werkt ontstekingsremmend en zorgt voor afname van de vetmassa. Daarnaast verhoogt resveratrol de aanmaak van adiponectine, dat ontstekingsremmende eigenschappen heeft.
Het verbeteren van de suikerstofwisseling draagt ook bij aan het verminderen van overgewicht en chronische laaggradige ontsteking en het bevorderen van de weerstand. Supplementen die een gunstig effect op de suikerstofwisseling hebben, reguleren de bloedsuikerspiegel door pieken in de bloedsuikerspiegel tegen te gaan en als gevolg daarvan verhoogde insulineafgifte te voorkomen. Kaneel, een van de oudste specerijen ter wereld, ondersteunt de regulatie van de bloedsuikerspiegel en voorkomt op die manier pieken in de insulineafgifte die uiteindelijk kunnen leiden tot het ongevoelig worden van cellen en organen voor insuline (insulineresistentie). Een ander kruid dat de suikerstofwisseling ondersteunt, is mariadistel. De werkzame stoffen in mariadistel (silybine) hebben ook een positieve invloed op de leverfunctie. De lever is een zeer belangrijk orgaan voor de suiker- en vetstofwisseling en een niet goed functionerende lever kan zorgen voor overgewicht. Andersom geeft overgewicht een grotere kans op ophoping van vet in de lever waardoor de functie wordt aangetast. Ook resveratrol en groene thee zorgen voor een verlaging van de bloedsuiker- en insulinespiegel en voorkomen zo het ontstaan van insulineresistentie en laaggradige ontsteking.
Magnesium is essentieel voor de werking van insuline en kan de gevoeligheid van het lichaam voor insuline verbeteren. Magnesium is daarnaast ook noodzakelijk voor de omzetting van vitamine D in zijn actieve vorm (calcitriol). Een optimale magnesiumstatus wordt verkregen door inname van 100-200 mg magnesium in goed opneembare vorm, verspreid over de dag. Goed opneembaar zijn organische magnesiumverbindingen zoals magnesiumbisglycinaat en magnesiumcitraat. Mensen met overgewicht of obesitas hebben vaak een hoge bloeddruk en problemen met de bloedstolling. Vitamine K2 vervult een belangrijke functie bij de bloedstolling. Het is een essentiële factor bij de vorming van diverse stollingsfactoren, en het zorgt er zo voor dat het bloed niet te veel stolt en ook niet te weinig. Daarnaast draagt vitamine K2 bij aan gezonde en soepele bloedvaten doordat het de afzetting van calcium in de bloedvaten remt. Vitamine K2 speelt ook een rol bij het behoud van gezonde longen. Dit is van belang voor het voorkomen en bestrijden van infecties van de luchtwegen. Suppletie met vitamine K2 (90-180 mcg per dag) is zeker bij hoge doseringen vitamine D onontbeerlijk. Beide vitaminen hebben elkaar nodig om goed te functioneren. Omega 3-vetzuren verlagen door hun gunstige werking op hart en bloedvaten, de bloeddruk. Ook magnesium heeft een bloeddrukverlagend effect. Magnesium ontspant de hartspier en remt de afzetting van calcium in de bloedvaten waardoor deze soepel blijven.
Zoals hierboven uiteengezet, zijn er vele nutriënten die kunnen helpen om de weerstand te verhogen bij veroudering en overgewicht. Voor een persoonlijk suppletieplan kan het verstandig zijn een therapeut of arts te bezoeken. Raadpleeg in ieder geval een arts of therapeut bij klachten die niet geschikt zijn voor zelfzorg en indien u medicijnen gebruikt. Voedingssupplementen kunnen in sommige gevallen een wisselwerking hebben met medicijnen.
Basissuppletie om de weerstand te verhogen
Suppletie bij een virusinfectie
Suppletie bij ouderen
Suppletie bij overgewicht (ter ondersteuning van de stofwisseling)
Adiponectine: hormoon dat wordt geproduceerd in vetweefsel en betrokken is bij de suikerstofwisseling. Het heeft een ontstekingsremmende werking.
Auto-immuunziekte: het afweersysteem ziet lichaamseigen cellen en stoffen als lichaamsvreemd en gaat hier antistoffen tegen aanmaken.
Chronische laaggradige ontsteking: voortdurende milde ontstekingsreactie in het lichaam die het immuunsysteem continu een beetje geactiveerd houdt.
Fagocyten: gespecialiseerde cellen van het aangeboren immuunsysteem die lichaamsvreemde deeltjes zoals pathogenen opruimen.
Fagocytose: het proces waarbij de membraan van de fagocyt (of macrofaag) pathogenen omsluit.
Fytosomaal: in de vorm van fytosomen. Dit is een goed opneembare vorm van plantaardige nutriënten waarbij de nutriënten gehecht zijn aan een vetachtige stof (een fosfolipide).
Immunosenescentie: veroudering van het immuunsysteem.
Leptine: hormoon dat voornamelijk door vetcellen wordt geproduceerd. Het wordt ook wel het verzadigingshormoon genoemd. Het heeft een ontstekingsbevorderende werking.
Macrofagen: een type fagocyten; cellen die gespecialiseerd zijn in het opruimen van afval zoals beschadigde cellen en micro-organismen, zoals bacteriën, door middel van fagocytose. Letterlijk betekent de term ‘grote eter’.
Nutriënt: essentiële voedingsstof.
Pathogenen: ziekteverwekkers, ziekmakende micro-organismen zoals bacteriën, virussen, schimmels of parasieten.
Signaalstoffen: kleine moleculen die worden geproduceerd en afgegeven door cellen van het immuunsysteem. Door deze stoffen kunnen de cellen met elkaar en met andere cellen en weefsels in het lichaam communiceren.
SLCP-vorm: als goed opneembare Solid Lipid Curcumin Particles, waarbij de curcumine verpakt is in een vetachtig deeltje.
Stofwisseling: proces waarbij voedingsstoffen worden omgezet in bouwstenen en energie.
Kenmerken van SARS-CoV-2 en de Covid-19-infectie. Natuurlijke antivirale middelen en nutriënten voor cytoprotectie. https://www.orthokennis.nl/artikelen/kenmerken-van-sars-cov-2-en-de-covid-19-infectie.
COVID-19, obesitas en leptine. https://www.orthokennis.nl/nieuws/ COVID-19-obesitas-en-leptine
Infecties te lijf door je immuunsysteem te versterken. https://www.orthokennis.nl/nieuws/infecties-te-lijf-door-immuunsysteem-te-versterken
Maggini S et al. Immune function and micronutrient requirements change over the life course. Nutrients 2018;10:1531.
Shi Y et al. COVID-19 infection: the perspectives on immune reponses. Cell Death Differ 2020;27:1451-4.