In 1922 ontdekten wetenschappers Evans en Bishop vitamine E als essentiële voedingsstof voor de vruchtbaarheid. Ze publiceerden in 1936 de chemische formule van het zogenoemde ‘tocoferol’, dat is afgeleid van de Griekse woorden tocos (τόκος, nageslacht) en ferein (φέρειν, voortbrengen). Vitamine E is de belangrijkste vetoplosbare antioxidant uit voedsel en bestaat uit acht verwante vitamine E-verbindingen (samen vitamine E-complex): vier tocoferolen (α-, β-, γ- en δ-tocoferol) en vier tocotriënolen (α-, β-, γ- en δ-tocotriënol), zie figuur 1.
Figuur 1: Chemische structuur van tocoferolen en tocotriënolen(1)
Na inname van vitamine E-complex wordt met name α-tocoferol in bloedplasma, celmembranen en lichaamsweefsels teruggevonden, wat niet betekent dat de andere vitamine E-verbindingen onbelangrijk zijn voor de gezondheid.(2,3) Iedere vitamine E-verbinding heeft naast antioxidantactiviteit unieke biologische eigenschappen.(4-6) Zo heeft α-tocotriënol al in een zeer lage (nanomolaire) concentratie unieke neuroprotectieve effecten in de hersenen, onafhankelijk van de sterke antioxidantactiviteit.(7) Gammatocoferol, dat in plasma en weefsels in een vier tot vijf keer lagere concentratie voorkomt dan α-tocoferol, heeft unieke ontstekingsremmende en natriuretische* effecten.(2,8,9) Tocotriënolen hebben een bloedlipidenverlagende werking, α-tocoferol niet. Voedingsmiddelen bevatten een mengsel van tocoferolen en tocotriënolen. Voedingssupplementen bevatten vaak alleen α-tocoferol. Eenzijdige suppletie met α-tocoferol verlaagt de concentraties van andere vitamine Everbindingen (waaronder γ-tocoferol en α-tocotriënol), waardoor het lichaam minder profiteert van de gezondheidseffecten van het volledige (synergetische) vitamine E-complex.(9,10) Wetenschappers hebben bijvoorbeeld vastgesteld dat een combinatie van tocoferolen sterkere ontstekingsremmende en antioxidatieve effecten heeft dan α-tocoferol.(10,11) Voedingssupplementen met vitamine E bevatten daarom bij voorkeur alle tocoferolen en tocotriënolen in een goede balans. Ook is het belangrijk te kiezen voor natuurlijke vitamine E (RRR-stereo-isomeren) en niet voor de synthetische variant. Een synthetische tocoferol heeft acht verschillende ruimtelijke structuren (R- en S-stereo-isomeren), een synthetische tocotriënol twee.(12) Natuurlijke vitamine E is veel effectiever, aangezien een belangrijk deel van de synthetische stereo-isomeren geen biologische activiteit bezit en mogelijk zelfs het lichaam belast. Natuurlijke α-tocoferol zorgt voor een twee keer grotere stijging van de α-tocoferolplasmaspiegel, vergeleken met synthetische α-tocoferol. Synthetische α-tocoferol wordt 3 tot 4 keer sneller afgebroken dan de natuurlijke vorm.(11)
* = Zie verklarende woordenlijst verderop.
Tabel 1: Vitamine E wordt berekend in mg-TE (mg d-alfatocoferol equivalenten)
Antioxidantactiviteit
Vitamine E is de belangrijkste vetoplosbare antioxidant in het lichaam. Het neutraliseert zuurstof- en stikstofradicalen en beschermt biomoleculen zoals plasma lipoproteïnen (waaronder LDL-cholesterol), membraanfosfolipiden, eiwitten (waaronder hormonen) en nucleïnezuren tegen oxidatieve beschadiging.(12-13) Ook zorgt vitamine E voor de juiste doorlaatbaarheid en vloeibaarheid van celmembranen. De antioxidantactiviteit van de vier tocoferolen is ongeveer gelijk, maar in het lichaam treedt de antioxidantactiviteit van α-tocoferol op de voorgrond, omdat andere tocoferolen sneller worden afgebroken in de lever en het lichaam vooral α-tocoferol vasthoudt. Daar staat tegenover dat γ-tocoferol stikstofradicalen veel beter neutraliseert dan α-tocoferol.(11) Ook is de (in-vitro) antioxidantactiviteit van tocotriënolen vele malen sterker dan van tocoferolen en dringen tocotriënolen door hun onverzadigde karakter veel dieper door in vetrijke weefsels dan tocoferolen.(14)
Beïnvloeding celsignalering en genexpressie
De laatste decennia hebben wetenschappers belangrijke nieuwe functies van tocoferolen en tocotriënolen ontdekt, waaronder regulatie van celsignalering en genexpressie (via nucleaire transcriptiefactoren zoals Nrf2, NF-κB en PPARγ).(2,6,12) Deze functies zijn mogelijk nog belangrijker voor ziektepreventie en remming van ziekteprogressie dan de (directe) antioxidantactiviteit van vitamine E. Een paar voorbeelden:
Bescherming tegen ziekte en veroudering
Een goede vitamine E-status is onder meer geassocieerd met:
Vitamine E wordt in planten en cyanobacteriën gesynthetiseerd.(20) Voedingsbronnen van vitamine E zijn met name plantaardige oliën en daarnaast noten en zaden, vette vis, eieren, volkorengranen, groenten (waaronder spinazie) en fruit.(12,13) Van de vitamine E-vormen zijn α-tocoferol en γ-tocoferol in de grootste hoeveelheden in voeding aanwezig. Onder meer tarwekiem-, zonnebloem-, olijf-, pinda-, amandel- en raapzaadolie zijn goede bronnen van α-tocoferol; tarwekiem-, sojaboon- en zonnebloemolie bevatten β-tocoferol; sojaboon-, maïs-, canola-, walnoot-, lijnzaad- en raapzaadolie bevatten γ-tocoferol en sojaboon- saffloer- en tarwekiemolie δ-tocoferol.(2,12,13) Tocotriënolen zijn in bescheiden hoeveelheden aanwezig in palmolie, rijst(vlies)olie, haver, gerst, amaranth, rogge, lijnzaad, pompoenpitten, walnoten en hazelnoten. Vitamine E dient met vetten te worden ingenomen voor een goede biologische beschikbaarheid.(31)
De verschillende vitamine E-verbindingen worden even goed opgenomen in de dunne darm; vervolgens worden tocoferolen en tocotriënolen via lymfe en bloed, in de vorm van chylomicronen, naar perifere weefsels en lever vervoerd. Door het enzym (endotheel) lipoproteïnelipase wordt een deel van de vitamine E vrijgemaakt uit chylomicronen en in perifere weefsels opgenomen. De rest gaat naar de lever. Met name natuurlijke α-tocoferol wordt via de lever opnieuw door het lichaam verspreid (gerecycled) in lipoproteïnen (55-65% in LDL, 24-27% in HDL en 8-18% in VLDL).(13) Een groot deel van de overige vitamine E-verbindingen wordt in de lever afgebroken en via gal en urine uitgescheiden.(2,11,13,20) Het in de lever geproduceerde transporteiwit α-TTP (alpha-tocopherol transfer protein), dat vitamine E bindt en in lipoproteïnen brengt, heeft een hogere affiniteit voor (natuurlijke) α-tocoferol dan voor andere vitamine E-verbindingen. De plasmaspiegel van de andere vitamine E-verbindingen is hierdoor een stuk lager dan de α-tocoferolspiegel. Er zijn overigens aanwijzingen dat γ-tocoferol en tocotriënolen beter in cellen worden opgenomen en vastgehouden dan α-tocoferol en dat de plasmaspiegels van α-tocoferol en andere vitamine E-verbindingen slecht correleren met de concentraties in perifere weefsels.(10,13,14) Meer onderzoek is nodig naar de gezondheidseffecten van de afzonderlijke vitamine E-verbindingen. Vrijwel alle wetenschappelijke studies zijn gericht geweest op α-tocoferol. Daar is de laatste jaren verandering in gekomen.
Het is wetenschappelijk aangetoond (in met name preklinische studies en observationele humane studies) dat een goede vitamine E-status (door vitamine E-rijke voeding) een belangrijke bijdrage levert aan de gezondheid en de preventie van uiteenlopende chronische (leeftijdsgerelateerde) ziekten. Echter, humane studies naar de effecten van vitamine E-suppletie zijn vaak teleurstellend.(11,32) Wetenschappers hebben hier verschillende verklaringen voor:
Hart- en vaatziekten
Al meer dan 70 jaar wordt vitamine E ingezet tegen hart- en vaatziekten.(33) In preklinische studies is uitvoerig aangetoond dat vitamine E atherosclerose remt.(11) Vitamine E voorkomt LDL-oxidatie (dat atherosclerose in gang zet) en remt processen die zorgen voor progressie van atherosclerose, zoals een verhoogde plaatjesaggregatie, endotheeldisfunctie, ontsteking en toename van de proliferatie van gladde spiercellen in de vaatwand, aanhechting van monocyten aan de vaatwand en opname van geoxideerde LDL in de vaatwand. Vitamine E heeft deze effecten door antioxidantactiviteit en beïnvloeding van de activiteit van verscheidene enzymen (waaronder proteïnekinase-C, cyclooxygenase- 2*, 5-lipooxygenase*, eNOS*, NADPH-oxidase, superoxidedismutase, fosfolipase-A2*) en modulatie van de genexpressie van moleculen (zoals integrines*, selectines*, cytokines*, cyclines*) die een rol spelen in de pathofysiologie van atherosclerose.(11) Tevens voorkomt vitamine E celapoptose in de vaatwand, veroorzaakt door geoxideerde LDL-cholesterol. Tocotriënolen en γ-tocoferol verlagen de triglyceriden- en cholesterolspiegel en remmen plaatjesaggregatie.(34) Vitamine E kan helpen de bloeddruk te verlagen, onder meer bij diabetici.(35) In diermodellen voor hypertensie is aangetoond dat (onder meer) α-tocoferol en γ-tocotriënol bloeddrukverlagende effecten hebben, mede door verlaging van oxidatieve stress en verhoging van de activiteit van eNOS, waardoor de endotheelafhankelijke vaatverwijding verbetert.(36) In een humane studie kregen 70 proefpersonen (20-60 jaar) met milde hypertensie een vitamine E-supplement (200 IE/dag gedurende 27 weken) of placebo.(37) Vitamine E-suppletie resulteerde in significante daling van de systolische en diastolische bloeddruk met gemiddeld 24% en 12,5% (tegenover -1,6% en -6,2% in de placebogroep).(37)
In diermodellen voor atherosclerose en humane klinische studies is onderzocht of verhoging van de vitamine E-status (veelal door suppletie met α-tocoferol) hart- en vaatziekten helpt voorkomen (primaire preventie) of ziekteprogressie remt (secundaire preventie). In dierstudies is wetenschappelijk bewezen dat vitamine E beschermt tegen hart- en vaatziekten, vooral als wordt gestart met vitamine E-suppletie voorafgaande aan histologisch aantoonbare atherosclerose.(11) In humane observationele studies zijn sterke aanwijzingen gevonden dat vitamine E (onder meer α-tocoferol en γ-tocoferol) beschermt tegen (progressie van) atherosclerose. Na bestudering van humane klinische (interventie)studies zijn onderzoekers tot de conclusie gekomen dat vitamine E-suppletie vermoedelijk het effectiefst is in vroege stadia van atherosclerose, bij zeer langdurige suppletie en in combinatie met synergisten zoals vitamine C.(11) Dit impliceert dat volwassenen met risicofactoren voor hart- en vaatziekten (zoals dislipidemie, diabetes mellitus, hypertensie, roken, obesitas) het meest profiteren van vitamine E-suppletie. Een klinische studie toonde bijvoorbeeld aan dat langdurige suppletie (gedurende 6 jaar) met vitamine E (2x 136 IE/dag) en vitamine C (2x 250 mg/dag) progressie van atherosclerose in de halsslagader significant vertraagt bij gezonde proefpersonen (vooral mannen en rokers) met hypercholesterolemie. Het effect van suppletie was even groot als van reguliere cholesterolverlagende medicatie.(38) Een meta-analyse van cohortstudies laat consistente inverse associaties zien tussen het gebruik van vitamine E-supplementen en de kans op hart- en vaatziekten (waaronder hartinfarct en beroerte).(39) In een systematische review en meta-analyse van primaire en secundaire preventiestudies was vitamine E-suppletie geassocieerd met een 33% kleinere kans op een hartinfarct en een 9% kleinere kans op cardiovasculaire sterfte.(40) Onderzoekers concludeerden in een meta-analyse uit 2015 dat vitamine E-suppletie (400-800 IE/dag gedurende 0,5 tot 9,4 jaar) de kans op een (fataal) hartinfarct verkleint met gemiddeld 16-18%.(41) De uitkomst van een systematische review en meta-analyse uit 2017 van primaire preventie-studies (met een studieduur van minimaal 12 maanden) was dat suppletie met vitamine E de kans op cardiovasculaire sterfte significant verlaagt met 12%, vergeleken met placebo of geen interventie.(42) Een lagere dosis vitamine E (< 400 IE/dag) beschermde even goed tegen cardiovasculaire sterfte als een hoge dosis (≥ 400 IE/dag).(42)
Metabool syndroom en obesitas
Metabool syndroom (insulineresistentie syndroom, een cluster van risicofactoren voor onder meer hart- en vaatziekten en diabetes type 2) is geassocieerd met oxidatieve stress en laaggradige ontsteking. Bij metabool syndroom is de behoefte aan vitamine E verhoogd, blijkt uit twee Amerikaanse studies.(31,43) Proefpersonen met metabool syndroom hadden bij aanvang van de eerste studie een lagere vitamine E-status (plasmaspiegel α-tocoferol) en hogere spiegels van markers voor oxidatieve stress (geoxideerde LDL) en ontsteking (interleukine-6 en -10, C-reactief proteïne), vergeleken met gezonde controles.(31) Bovendien verbeterde de vitamine E-status minder goed na inname van een voedingssupplement met vitamine E (15 mg natuurlijke α-tocoferol), ondanks voldoende vetinname, en was het vitamine E-gehalte in lipoproteïnen lager dan in de controlegroep. De onderzoekers concluderen dat de biologische beschikbaarheid van vitamine E verminderd is bij mensen met metabool syndroom, terwijl vitamine E juist hard nodig is, en dat een dagelijkse inname ruim boven de AI (adequate inname) wenselijk is. Oxidatieve stress en (intestinale) ontsteking zorgen vermoedelijk voor een lagere opname van vitamine E vanuit de dunne darm en/of een minder goede verwerking van vitamine E in de lever.(31) De vervolgstudie bevestigt dat metabool syndroom gepaard gaat met een verlaagde vitamine E-status.(43) De onderzoekers zagen een verlaagde plasmaspiegel en renale uitscheiding van vitamine E-metabolieten, ondanks een ‘normale’ plasmaspiegel van α-tocoferol (deze was vertekend door hyperlipidemie). Tocoferolen en tocotriënolen hebben een gunstige invloed op diverse aspecten van metabool syndroom (oxidatieve stress, ontsteking, leververvetting, insulineresistentie, dislipidemie, verhoogde vetmassa, verhoogde bloeddruk).(44-46)
Leveraandoeningen
Vitamine E (tocoferolen/tocotriënolen) heeft leverbeschermende eigenschappen. Niet-alcoholische leververvetting (NAFLD, non-alcoholic fatty liver disease) is de meest voorkomende leveraandoening (aanwezig bij 10-30% van de volwassenen) en wordt beschouwd als een manifestatie van metabool syndroom. Kenmerkend voor NAFLD is vetophoping in hepatocyten (steatose), zonder dat er sprake is van overmatig alcoholgebruik. Een te lage inname van vitamine E uit voeding is geassocieerd met sterkere leververvetting, vergeleken met een normale vitamine E-inname.( 47) Onderzoekers hebben aangetoond dat suppletie met vitamine E (400-800 IE/ dag) NAFLD verbetert en ziekteprogressie remt.(47-52)
Progressie van niet-alcoholische leververvetting naar niet-alcoholische steatohepatitis (ontstoken vervette lever) vindt plaats in circa 15-20% van de gevallen. Niet-alcoholische steatohepatitis (NASH, non-alcoholic steatohepatitis) veroorzaakt blijvende schade en kan resulteren in levercirrose, leverkanker en leverfalen. Vermoedelijk geeft insulineresistentie de aanzet tot NAFLD, terwijl oxidatieve stress de aanzet geeft tot progressie naar NASH.(53) Epidemiologische studies wijzen op een verlaagde vitamine E-status bij mensen met niet-alcoholische steatohepatitis.(60) Een review en twee meta-analyses van humane klinische studies concluderen dat vitamine E-suppletie (400-1000 IE α-tocoferol per dag gedurende 24 tot 96 weken) leidt tot significante verbetering van NASH.(51-53) Histologische scores voor steatose, leverceldegeneratie (waarbij hepatocyten opzwellen; ‘ballooning degeneration’), ontsteking en fibrose verbeteren significant door vitamine Esuppletie; dit is vastgesteld na onderzoek van leverbiopten.(53) Vitamine E verbetert niet-alcoholische steatohepatitis mede door het verhogen van de activiteit van superoxidedismutase en remmen van genen gerelateerd aan ontsteking, fibrose en hepatocellulaire necrose* en apoptose.(51,53) In geen van de studies is melding gemaakt van ernstige bijwerkingen van langdurige suppletie met een hoge dosis vitamine E. Volgens de richtlijnen van AASLD (American Association for the Study of Liver Diseases) is vitamine E (800 IE/dag) de eerstelijnsbehandeling voor NASH (vastgesteld met een leverbiopt) bij volwassenen zonder diabetes mellitus.(54) Vitamine E-suppletie bij diabetici met NASH is volgens AASLD nog onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd. Zowel tocoferolen als tocotriënolen zijn werkzaam bij NAFLD en NASH.(55) Vitamine E kan goed worden gecombineerd met andere antioxidanten waaronder vitamine C.(56) Vitamine E (400-800 IE/dag) beschermt de lever en ondersteunt het immuunsysteem bij chronische hepatitis B en C.(52,57-60) In een humane placebogecontroleerde kruisproef leidde suppletie met 800 IE natuurlijke α-tocoferol per dag (gedurende 12 weken) bij de helft van de proefpersonen met hepatitis C (die geen baat hadden bij α-interferon) tot daling van de ALAT en ASAT-spiegels (markers voor leverbeschadiging) met respectievelijk 46% en 35%.(57) Na het staken van vitamine E-suppletie stegen de ALAT- en ASAT-spiegels snel terug naar de oude niveaus; ze daalden opnieuw met 45% en 37% binnen 6 maanden nadat de proefpersonen het vitamine E-supplement weer waren gaan innemen. Bij diverse (actieve) leverziekten (acute en chronische virale hepatitis, alcoholische steatohepatitis, hemochromatose*, ziekte van Wilson* en auto-immuun hepatitis) kan sprake zijn van een significant verlaagde vitamine E-status en is extra inname van vitamine E zinvol.(61-63) Dieronderzoek suggereert dat vitamine E (hoge dosis α-tocoferol) leverschade beperkt bij ernstig acuut leverfalen (met necrose van hepatocyten, oxidatieve stress en ontsteking) door blootstelling aan hepatotoxische stoffen.(64)
Diabetes en diabetescomplicaties
Verminderde vruchtbaarheid
Oxidatieve stress speelt een belangrijke rol in de pathogenese van sub- en infertiliteit bij vrouwen en mannen.(77,78) Naast het, indien mogelijk, vermijden van factoren die oxidatieve stress veroorzaken (zoals overgewicht, roken, alcohol en andere toxines) kan verhoging van de vitamine E-inname (bij voorkeur in combinatie met andere antioxidanten zoals vitamine C, co-enzym Q10, selenium en/of N-acetylcysteïne) helpen om de vruchtbaarheid te verbeteren.(77-80) Suppletie gedurende 6 maanden met vitamine E (40 mg/dag), vitamine C (80 mg/dag) en co-enzym Q10 (120 mg/ dag) leidde in een Japanse studie tot significante verbetering van spermaconcentratie en -beweeglijkheid bij mannen met idiopathische oligo-asthenospermie. Deze meest voorkomende oorzaak van onvruchtbaarheid bij mannen kenmerkt zich door een te lage concentratie zaadcellen in ejaculaat en een verminderde motiliteit van zaadcellen.(80) In een andere studie was de combinatie van vitamine E (400 mg/dag) en het anti-oestrogene medicijn clomifeencitraat (25 mg/dag) effectief bij mannen met idiopathische oligo-asthenospermie, terwijl suppletie met alleen vitamine E leidde tot een nietsignificante verbetering.(81) Bij mannen met asthenoteratozoöspermie (onvoldoende motiliteit zaadcellen, abnormale morfologie zaadcellen) leidde suppletie met vitamine E (400 IE/dag) en selenium (200 μg/dag) gedurende minimaal 100 dagen tot significante verbetering van de spermakwaliteit (vooral motiliteit) bij 55% van de proefpersonen.(82)
Bij vrouwen met idiopathische onvruchtbaarheid leidde suppletie met vitamine E (400 IE/dag) tot een betere groei van het baarmoederslijmvlies tijdens de proliferatieve fase van de menstruatiecyclus.(78) Een dun endometrium is geassocieerd met een grotere kans op (idiopathische) onvruchtbaarheid.
Neurodegeneratieve ziekten
Vitamine E beschermt het zenuwstelsel; met name γ-tocoferol en tocotriënolen hebben sterke neuroprotectieve eigenschappen.(27,83) Voldoende inname van alle vitamine E-verbindingen (en niet alleen α-tocoferol), respectievelijk een goede vitamine E-status, draagt bij aan de preventie van leeftijdsgerelateerde cognitieve achteruitgang en neurodegeneratieve ziekten zoals de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson, amyotrofische lateraalsclerose (ALS) en de ziekte van Huntington.(84-88) In een grote prospectieve studie (508.334 mannen, 676.288 vrouwen) hadden mensen, die geregeld een vitamine E-supplement gebruikten gedurende 10 jaar of langer, een meer dan 50% kleinere kans te overlijden aan ALS dan mensen die geen vitamine E-supplement gebruikten.(89)
De AI (adequate inname) voor vitamine E (α-tocoferol) bedraagt: 1-2 jaar: 6 mg/dag; 3-9 jaar: 9 mg/dag; vanaf 10 jaar: 11 mg/ dag (meisjes, vrouwen) respectievelijk 13 mg/dag (jongens, mannen).(13) De AI is een schatting van de dagdosis α-tocoferol die nodig is om vitamine E-deficiëntiesymptomen (anemie, verminderde weerstand, retinitis pigmentosa*, neuromusculaire en neurologische symptomen waaronder ataxie*) te voorkomen.(12,13,135) Ernstige vitamine E-deficiëntie, die vrijwel niet voorkomt, leidt tot de neurodegeneratieve ziekte AVED (ataxie met vitamine E-deficiëntie). De AI voorkomt (ernstige) vitamine E-deficiëntie, maar is waarschijnlijk niet de optimale hoeveelheid voor het remmen van veroudering en de preventie van (leeftijdsgerelateerde) ziekten waaronder hart- en vaatziekten, kanker en diabetes.(12) Bij malabsorptie van vitamine E (bij onder meer cholestase*, coeliakie, cystische fibrose) en duursport is een hogere inname van vitamine E nodig.(3,13,135) Ook neemt de vitamine E-behoefte toe bij verhoging van de inname van meervoudig onverzadigde vetzuren (minimaal 0,5-0,8 mg vitamine E per gram meervoudig onverzadigde vetzuren).(13) De veilige bovengrens van inname (UL, upper limit) voor α-tocoferol bedraagt: 1-3 jaar: 100 mg/dag; 4-6 jaar: 120 mg/dag; 7-10 jaar: 160 mg/dag; 11- 14 jaar: 220 mg/dag; 15-17 jaar: 260 mg/ dag; vanaf 18 jaar: 300 mg/dag.(3,13) In de Verenigde Staten geldt een UL voor (gezonde) volwassenen van 1000 mg/dag (1500 IE natuurlijke α-tocoferol).
Vitamine E heeft een lage toxiciteit.(20) Het gebruik van een (hooggedoseerd) vitamine E-supplement geeft soms aanleiding tot (aspecifieke) klachten zoals misselijkheid, diarree, vermoeidheid, spierzwakte of hoofdpijn. Het is niet waarschijnlijk dat α-tocoferol bloedingen veroorzaakt bij doseringen tot 800 IE/dag (of 537 mg α-TE/dag), ook niet bij mensen die anticoagulantia gebruiken.(20) Gedurende 2 weken voorafgaande aan een operatie is het af te raden (zeer) hoge doses vitamine E te gebruiken (vanaf 800 mg α-TE/dag).(20) Verschillende meta-analyses geven aan dat een vitamine E-inname vanaf 400 IE/dag de sterftekans verhoogt met 3%.(136,137) Het is mogelijk dat dit vooral geldt voor mensen met hart- en vaatziekten.(51) Andere meta-analyses concluderen echter dat suppletie met vitamine E in doseringen tot 5500 IE/dag niet leidt tot een verhoogde sterftekans.(138,140,141)
Ataxie: een coördinatiestoornis, meestal veroorzaakt door een aandoening in de kleine hersenen (cerebellum).
Cardiale autonome neuropathie: neuropathie van de autonome zenuwen naar hart en bloedvaten met als gevolg stoornissen van de bloeddruk en een onregelmatige hartslag.
Cholestase: galstuwing door vernauwing of afsluiting van de galgangen die gal van lever naar darmen vervoeren.
Cyclines: een groep eiwitten die de celcyclus (het cyclische proces van celdeling en celgroei) reguleren.
Cyclooxygenase-2: COX-2, een enzym dat zorgt voor de synthese van (proinflammatoire) type 2 prostaglandines uit arachidonzuur.
Cytokine: een molecuul dat in de directe omgeving een rol speelt in de immuunrespons en het activeren van bepaalde receptoren.
eNOS: endotheliale stikstofmonoxide synthase, een enzym in vaatendotheel dat zorgt voor de productie van NO (stikstofmonoxide), een signaalmolecuul dat onder meer belangrijk is voor vaatverwijding en remming van plaatjesaggregatie.
Fosfolipase-A2: een enzym dat arachidonzuur vrijmaakt uit (membraan)fosfolipiden.
Glutamaatcysteïneligase: een enzym dat de eerste en snelheidsbeperkende stap katalyseert in de synthese van de cellulaire antioxidant glutathion.
Heemoxygenase-1: HO-1, een stresseiwit dat naast het afbreken van heem belangrijk is voor celbescherming, verlaging van oxidatieve stress, immunomodulatie en ontstekingsremming.
Hemochromatose: een erfelijke ijzerstapelingsziekte.
Integrine: een receptor die door de celmembraan heen steekt (transmembraan receptor) en die celadhesie reguleert.
5-Lipooxygenase: 5-LOX, een enzym dat zorgt voor de synthese van leukotriënen (ontstekingsmediatoren) uit arachidonzuur.
PPAR’s: peroxisoom proliferator geactiveerde receptoren (PPAR’s) zijn nucleaire receptoreiwitten die de expressie van bepaalde genen reguleren.
Proteïnekinase-C: proteïnekinase-enzymen die, door fosforylering van eiwitten, de signaaloverdracht in de cel beïnvloeden.
NAD(P)H: nicotinamide adenine dinucleotide fosfaat, een molecuul betrokken bij bescherming tegen vrije zuurstofradicalen en synthese van onder meer lipiden.
NADPH-oxidase: nicotinamide adenine dinucleotide fosfaat-oxidase, een membraangebonden enzym in ontstekingscellen dat een belangrijke rol speelt in de pathogenese van atherosclerose.
Natriuretische: met betrekking tot de uitscheiding van natrium met de urine.
Necrose: celdood, waarbij de celinhoud in het omliggende weefsel terechtkomt en een ontstekingsreactie veroorzaakt.
Retinitis pigmentosa: erfelijke oogaandoening met pigmentafzetting in het netvlies en progressieve uitval van fotoreceptoren (met name staafjes).
Selectine: een celadhesiemolecuul.
Thioredoxine: kleine eiwitten die een rol spelen in diverse belangrijke biologische processen, inclusief redox signalering (signaaloverdracht door middel van elektronen).
Ziekte van Wilson: een erfelijke koperstapelingsziekte.
1. Rimbach G et al. Gene-regulatory activity of α-tocopherol. Molecules 2010;15:1746-1761.
2. Brigelius-Flohé R. Bioactivity of vitamin E. Nutr Res Rev. 2006;19(2):174-86.
3. Vitamin E. Adv Nutr. 2012;3:330-331.
4. Sen CK et al. Tocotrienols: vitamin E beyond tocopherols. Life Sci. 2006;78(18):2088-98.
5. Colombo ML. An update on vitamin E, tocopherol and tocotrienol-perspectives. Molecules. 2010;15(4):2103-13.
6. Zingg JM. Modulation of signal transduction by vitamin E. Mol Aspects Med. 2007;28:481-506.
7. Sen CK et al. Palm oil-derived natural vitamin E alpha-tocotrienol in brain health and disease. J Am Coll Nutr. 2010;29(3 Suppl):314S-323S.
8. Gagné A et al. Absorption, transport, and bioavailability of vitamin e and its role in pregnant women. J Obstet Gynaecol Can. 2009;31(3):210-7.
9. Tomasch R et al. Antioxidative power of plant oils in humans: the influence of alpha- and gammatocopherol. Ann Nutr Metab. 2001;45:110-5.
10. Hamidi MS et al. Effects of vitamin E on bone turnover markers among US postmenopausal women. J Bone Miner Res. 2012;27(6):1368-80.
11. Munteanu A et al. Anti-atherosclerotic effects of vitamin E - myth or reality? J Cell Mol Med. 2004;8(1):59-76.
12. Shahidi F et al. Tocopherols and tocotrienols in common and emerging dietary sources: occurrence, applications, and health benefits. Int J Mol Sci. 2016;17(10):1745.
13. EFSA, panel on dietetic products, nutrition and allergies. Scientific opinion on dietary reference values for vitamin E as α-tocopherol. EFSA Journal 2015;13(7):4149.
14. Khor SC et al. Vitamin E in sarcopenia: current evidences on its role in prevention and treatment. Oxid Med Cell Longev. 2014;2014:914853.
15. Ogbera AO et al. Treatment of diabetes mellitusassociated neuropathy with vitamin E and eve primrose. Indian J Endocrinol Metab. 2014;18(6):846-9.
16. Abed DA et al. Discovery of direct inhibitors of Keap1-Nrf2 protein-protein interaction as potential therapeutic and preventive agents. Acta Pharm Sin B. 2015;5(4):285-99.
17. Boutten A et al. NRF2 targeting: a promising therapeutic strategy in chronic obstructive pulmonary disease. Trends Mol Med. 2011;17(7):363-71.
18. Kannappan R et al. Tocotrienols fight cancer by targeting multiple cell signaling pathways. Genes Nutr. 2012;7(1):43-52.
19. Yang CS et al. Does vitamin E prevent or promote cancer. Cancer Prev Res. 2012;5:701-705.
20. Tolerable upper intake levels for vitamins and minerals. SCF 2006:243-252.
21. Kuhad A et al. Suppression of NF-kappabeta signaling pathway by tocotrienol can prevent diabetes associated cognitive deficits. Pharmacol Biochem Behav. 2009;92(2):251-9.
22. Fang F et al. Vitamin E tocotrienols improve insulin sensitivity through activating peroxisome proliferator-activated receptors. Mol Nutr Food Res. 2010;54(3):345-52.
23. Hemilä H. Vitamin E administration may decrease the incidence of pneumonia in elderly males. Clin Interv Aging. 2016;11:1379-1385.
24. Pae M et al. The role of nutrition in enhancing immunity in aging. Aging Dis. 2012;3(1):91-129.
25. Brubaker AL et al. Age-related dysregulation of inflammation and innate immunity: lessons learned from rodent models. Aging Dis. 2011;2(5):346-60.
26. Capuron L et al. Vitamin E status and quality of life in the elderly: influence of inflammatory processes. Br J Nutr. 2009;102:1390-1394.
27. Georgousopoulou EN et al. Tocotrienols, health and ageing: a systematic review. Maturitas 2017;95:55-60.
28. Beoy LA et al. Effects of tocotrienol supplementation on hair growth in human volunteers. Trop Life Sci Res. 2010;21(2):91-9.
29. Musalmah M et al. Comparative effects of palm vitamin E and alpha-tocopherol on healing and wound tissue antioxidant enzyme levels in diabetic rats. Lipids. 2005;40(6):575-80.
30. Musalmah M et al. Effect of vitamin E on plasma malondialdehyde, antioxidant enzyme levels and the rates of wound closures during wound healing in normal and diabetic rats. Asia Pac J Clin Nutr. 2002;11(S7):S448-51.
31. Mah E et al. Alfa-tocopherol bioavailability is lower in adults with metabolic syndrome regardless of dairy fat co-ingestion: a randomized, double-blind, crossover trial. Am J Clin Nutr 2015;102:1070-80.
32. Jiang Q et al. Gamma-tocopherol, the major form of vitamin E in the US diet, deserves more attention. Am J Clin Nutr. 2001;74:714-22.
33. Vogelsang A et al. Effect of vitamin E in coronary heart disease. Nature 1946;157:772.
34. Singh I et al. Effects of gamma-tocopherol supplementation on thrombotic risk factors. Asia Pac J Clin Nutr. 2007;16(3):422-428.
35. Rafraf M et al. Impact of vitamin E supplementation on blood pressure and hs-CRP in type 2 diabetic patients. Health Promot Perspect. 2012;2(1):72-9.
36. Newaz MA et al. Nitric oxide synthase activity in blood vessels of spontaneously hypertensive rats: antioxidant protection by gamma-tocotrienol. J Physiol Pharmacol. 2003;54(3):319-27.
37. Boshtam M et al. Vitamin E can reduce blood pressure in mild hypertensives. Int J Vitam Nutr Res. 2002;72(5):309-14.
38. Salonen RM et al. Six-year effect of combined vitamin C and E supplementation on atherosclerotic progression: the Antioxidant Supplementation in Atherosclerosis Prevention (ASAP) study. Circulation 2003;107:947-953.
39. Cordero Z et al. Vitamin E and risk of cardiovascular diseases: a review of epidemiologic and clinical trial studies. Crit Rev Food Sci Nutr. 2010;50:420- 440.
40. Myung SK et al. Efficacy of vitamin and antioxidant supplements in prevention of cardiovascular disease: systematic review and meta-analysis of randomised controlled trials. BMJ 2013;346:f10.
41. Loffredo L et al. Supplementation with vitamin E alone is associated with reduced myocardial infarction: a meta-analysis. Nutr Metab Cardiovasc Dis. 2015;25:354-363.
42. Schwingshackl L et al. Dietary supplements and risk of cause-specific death, cardiovascular disease, and cancer: a systematic review and meta-analysis of primary prevention trials. Adv Nutr 2017;8:27-39.
43. Traber MG et al. Metabolic syndrome increases dietary α-tocopherol requirements as assessed using urinary and plasma vitamin E catabolites: a double-blind, crossover clinical trial. Am J Clin Nutr. 2017;105(3):571-579.
44. Manning PJ et al. Effect of high-dose vitamin E on insulin resistance and associated parameters in overweight subjects. Diabetes Care 2004;27:2166- 71.
45. Paolisso G et al. Pharmacological doses of vitamin E and insulin action in elderly subjects. Am J Clin Nutr 1994;59:1291-1296.
46. Zhao L et al. Regulation of obesity and metabolic complications by gamma and delta tocotrienols. Molecules 2016;21:344.
47. Li J et al. The role of vitamins in the pathogenesis of non-alcoholic fatty liver disease. Integr Med Insights. 2016;11:19-25.
48. Ekhlasi G et al. Do symbiotic and vitamin E supplementation have favorite effects in nonalcoholic fatty liver disease? A randomized, doubleblind, placebo-controlled trial. J Res Med Sci. 2016;21:106.
49. Sato K et al. Vitamin E has a beneficial effect on nonalcoholic fatty liver disease: a meta-analysis of randomized controlled trials. Nutrition. 2015;31(7- 8):923-30.
50. Madan K et al. Vitamin E-based therapy is effective in ameliorating transaminasemia in nonalcoholic fatty liver disease. Indian J Gastroenterol. 2005;24(6):251-5.
51. Al-Busafi SA et al. Antioxidant therapy in nonalcoholic steatohepatitis. Hepatitis Res Treat. 2012;2012:947575.
52. Ji HF et al. Effect of vitamin E supplementation on aminotransferase levels in patients with NAFLD, NASH, and CHC: results from a meta-analysis. Nutrition. 2014;30(9):986-91.
53. Renfan X et al. Association between vitamin E and non-alcoholic steatohepatitis: a meta-analysis. Int J Clin Exp Med. 2015; 8(3): 3924–3934.
54. Chalasani N et al. The diagnosis and management of non-alcoholic fatty liver disease: practice guideline by the American Association for the Study of Liver Diseases, American College of Gastroenterology and the American Gastroenterological Association. Am J Gastroenterol. 2012;107(6):811-26.
55. Magosso E et al. Tocotrienols for normalisation of hepatic echogenic response in nonalcoholic fatty liver: a randomised placebo-controlled clinical trial. Nutr J. 2013;12:166.
56. Kawanaka M et al. Treatment of nonalcoholic steatohepatitis with vitamins E and C: a pilot study. Hepat Med. 2013;5:11-6.
57. Von Herbay A et al. Vitamin E improves the aminotransferase status of patients suffering from viral hepatitis C: a randomized, double-blind, placebocontrolled study. Free Radic Res. 1997;27(6):599- 605.
58. Fiorino S et al. Vitamins in the treatment of chronic viral hepatitis. Br J Nutr. 2011;105:982-989.
59. Andreone P et al. Vitamin E as treatment for chronic hepatitis B: results of a randomized controlled pilot trial. Antiviral Res. 2001;49(2):75-81.
60. Bunchorntavakul C et al. Effects of vitamin E on chronic hepatitis C genotype 3: a randomized, double-blind, placebo-controlled study. J Med Assoc Thai. 2014;97(Suppl 11):S31-40.
61. Von Herbay A et al. Low vitamin E content in plasma of patients with alcoholic liver disease, hemochromatosis and Wilson’s disease. J Hepatol. 1994;20(1):41-6.
62. Von Herbay A et al. Diminished plasma levels of vitamin E in patients with severe viral hepatitis. Free Radic Res. 1996;25(6):461-6.
63. Saron ML et al. Nutritional status of patients with biliary atresia and autoimmune hepatitis related to serum levels of vitamins A, D and E. Arq Gastroenterol. 2009;46(1):62-8.
64. Miguel FM et al. Action of vitamin E on experimental severe acute liver failure. Arq Gastroenterol. 2017 Feb 13:0.
65. Mayer-Davis EJ et al. Plasma and dietary vitamin E in relation to incidence of type 2 diabetes. Diabetes Care. 2002;25:2172-2177.
66. Crinò A et al. A randomized trial of nicotinamide and vitamin E in children with recent onset type 1 diabetes (IMDIAB IX). Eur J Endocrinol. 2004;150(5):719-24.
67. Pozzilli P et al. Vitamin E and nicotinamide have similar effects in maintaining residual beta cell function in recent onset insulin-dependent diabetes (the IMDIAB IV study). Eur J Endocrinol. 1997;137(3):234-9.
68. Xu R et al. Influence of vitamin E supplementation on glycaemic control: a meta-analysis of randomised controlled trials. PLoS One. 2014;9(4):e95008.
69. Vafa M et al. Effect of tocotrienols enriched canola oil on glycemic control and oxidative status in patients with type 2 diabetes mellitus: A randomized double-blind placebo-controlled clinical trial. J Res Med Sci. 2015;20(6):540-7.
70. Manzella D et al. Chronic administration of pharmacologic doses of vitamin E improves the cardiac autonomic nervous system in patients with type 2 diabetes. Am J Clin Nutr 2001;73:1052-7.
71. Patel J et al. A regenerative antioxidant protocol of vitamin E and α-lipoic acid ameliorates cardiovascular and metabolic changes in fructosefed rats. Evid Based Complement Alternat Med. 2011;2011:120801.
72. Blum S et al. Vitamin E reduces cardiovascular disease in individuals with diabetes mellitus and the haptoglobin 2-2 genotype. Pharmacogenomics. 2010;11(5):675-684.
73. Kuhad A et al. Attenuation of diabetic nephropathy by tocotrienol: involvement of NFkB signaling pathway. Life Sci. 2009;84(9-10):296-301.
74. Siddiqui S et al. Protective effects of tocotrienols against lipid-induced nephropathy in experimental type-2 diabetic rats by modulation in TGF-β expression. Toxicol Appl Pharmacol. 2013;273(2):314-24.
75. Nakhoul FM et al. Pharmacogenomic effect of vitamin E on kidney structure and function in transgenic mice with the haptoglobin 2-2 genotype and diabetes mellitus. Am J Physiol Renal Physiol. 2009;296:F830–F838.
76. Baburao Jain A et al. Vitamin E, its beneficial role in diabetes mellitus and its complications. J Clin Diagn Res. 2012;6(10):1624-8.
77. Agarwal A et al. The effects of oxidative stress on female reproduction: a review. Reprod Biol Endocrinol. 2012;10:49.
78. Hosseini B et al. Association of micronutrient intakes with female infertility: review of recent evidence. Thrita. 2015;4(1):e25586.
79. Arcaniolo D et al. Is there a place for nutritional supplements in the treatment of idiopathic male infertility? Arch Ital Urol Androl. 2014;86(3):164-70.
80. Kobori Y et al. Antioxidant cosupplementation therapy with vitamin C, vitamin E, and coenzyme Q10 in patients with oligoasthenozoospermia. Arch Ital Urol Androl. 2014;86(1):1-4.
81. ElSheikh MG et al. Combination of vitamin E and clomiphene citrate in treating patients with idiopathic oligoasthenozoospermia: A prospective, randomized trial. Andrology. 2015;3(5):864-7.
82. Moslemi MK et al. Selenium-vitamin E supplementation in infertile men: effects on semen parameters and pregnancy rate. Int J Gen Med. 2011;4:99-104.
83. Morris MC et al. Brain tocopherols related to Alzheimer disease neuropathology in humans. Alzheimer’s Dement. 2015;11:32-39.
84. Morris MC et al. Dietary intake of antioxidant nutrients and the risk of incident Alzheimer disease in a biracial community study. JAMA. 2002;287:3230- 3237.
85. Mangialasche F et al. High plasma levels of vitamin E forms and reduced Alzheimer’s disease risk in advanced age. J Alzheimer’s Dis. 2010;20:1029- 1037.
86. Ricciarelli R et al. Vitamin E and neurodegenerative diseases. Mol Aspects Med. 2007;28(5-6):591- 606.
87. Sherzai AZ et al. Micronutrients and risk of Parkinson’s disease: a systematic review. Gerontol Geriatr Med. 2016;2:2333721416644286.
88. Agim ZS et al. Dietary factors in the etiology of Parkinson’s disease. Biomed Res Int. 2015;2015:672838.
89. Ascherio A et al. Vitamin E intake and risk of amyotrophic lateral sclerosis. Ann Neurol. 2005;57:104-110.
90. Sung S et al. Early vitamin E supplementation in young but not aged mice reduces Abeta levels and amyloid deposition in a transgenic model of Alzheimer’s disease. FASEB J. 2004;18(2):323-5.
91. Devore E et al. Dietary antioxidants and longterm risk of dementia. Arch Neurol. 2010;67:819- 825.
92. Baldeiras I et al. Peripheral oxidative damage in mild cognitive impairment and mild Alzheimer’s disease. J Alzheimer’s Dis. 2008;15:117-128.
93. Dysken MW et al. Effect of vitamin E and memantine on functional decline in Alzheimer disease: the TEAM-AD VA cooperative randomized trial. JAMA. 2014;311(1):33-44.
94. Pavlik VN et al. Vitamin E use is associated with improved survival in an Alzheimer’s disease cohort. Dement Geriatr Cogn Disord. 2009;28(6):536-40.
95. Owoedimo B et al. Vitamin E forms in Alzheimer’s disease: a review of controversial and clinical experiences. Crit Rev Food Sci Nutr. 2010;50(5):414- 419.
96. Etminan M et al. Intake of vitamin E, vitamin C, and carotenoids and the risk of Parkinson’s disease: a meta-analysis. Lancet Neurol. 2005;4(6):362-5.
97. Pruthi S et al. Vitamin E and evening primrose oil for management of cyclical mastalgia: a randomized pilot study. Altern Med Rev. 2010;15(1):59-67.
98. Shobeiri F et al. Clinical effectiveness of vitamin E and vitamin B6 for improving pain severity in cyclic mastalgia. Iran J Nurs Midwifery Res. 2015; 20(6): 723–727.
99. Muralidhar M et al. Role of vitamin E in management of mastalgia without a palpable lump. Int Surg J. 2016;3(4):2054-2057.
100. Dennehy CE. The use of herbs and dietary supplements in gynecology: an evidence-based review. J Midwifery Womens Health. 2006;51(6):402-9.
101. Ziaei S et al. A randomised controlled trial of vitamin E in the treatment of primary dysmenorrhoea. BJOG 2005;112:466-9.
102. Foyouzi N et al. Effects of oxidants and antioxidants on proliferation of endometrial stromal cells. Fertil Steril. 2004;82(Suppl 3):1019-22.
103. McKee J et al. Integrative therapies for menopause. South Med J. 2005;98(3):319-26.
104. Parnan Emamverdikhan A et al. A survey of the therapeutic effects of vitamin E suppositories on vaginal atrophy in postmenopausal women. Iran J Nurs Midwifery Res. 2016t;21(5):475-481.
105. Roberts JM et al. Vitamins C and E to prevent complications of pregnancy-associated hypertension. N Engl J Med. 2010;362(14):1282-1291.
106. Scholl TO et al. Vitamin E: maternal concentrations are associated with fetal growth. Am J Clin Nutr. 2006;84:1442– 8.
107. Poston L et al. Vitamins in Pre-eclampsia (VIP) Trial Consortium. Vitamin C and vitamin E in pregnant women at risk for pre-eclampsia (VIP trial): randomised placebo-controlled trial. Lancet. 2006;367(9517):1145-54.
108. Martindale S et al. Antioxidant intake in pregnancy in relation to wheeze and eczema in the first two years of life. Am J Respir Crit Care Med. 2005;171:121-128.
109. Devereux G et al. Low maternal vitamin E intake during pregnancy is associated with asthma in 5-year-old children. Am J Respir Crit Care Med. 2006;174:499-507.
110. Khodamoradi N et al. Effect of vitamin E on lead exposure-induced learning and memory impairment in rats. Physiol Behav. 2015;144:90-4.
111. Murri M et al. Circulating markers of oxidative stress and polycystic ovary syndrome (PCOS): a systematic review and meta-analysis. Hum Reprod Update. 2013;19(3):268-88.
112. Rahmani E et al. The effects of omega-3 fatty acids and vitamin E co-supplementation on gene expression of lipoprotein(a) and oxidized lowdensity lipoprotein, lipid profiles and biomarkers of oxidative stress in patients with polycystic ovary syndrome. Mol Cell Endocrinol. 2017;439:247-255.
113. Oboh HA et al. The assessment of plasma ascorbic acid, alpha tocopherol and albumin creatinine ratio in patients with chronic renal failure. Nig Q J Hosp Med. 2011;21(4):294-8.
114. Korish AA. Multiple antioxidants and L-arginine modulate inflammation and dyslipidemia in chronic renal failure rats. Ren Fail. 2010;32(2):203-13.
115. Baldi S et al. Effects of hemodialysis and vitamin E supplementation on low-density lipoprotein oxidizability in end-stage renal failure. J Nephrol. 2013;26(3):549-55.
116. Shi W et al. Association of dietary and serum vitamin E with bone mineral density in middle-aged and elderly Chinese adults: a cross-sectional study. Br J Nutr. 2016;115:113-120.
117. Michaëlsson K et al. Intake and serum concentrations of alpha-tocopherol in relation to fractures in elderly women and men: 2 cohort studies. Am J Clin Nutr. 2014;99:107-14.
118. D’Adamo CR et al. Serum vitamin E concentrations and recovery of physical function during the year after hip fracture. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2011;66(7):784-93.
119. Chin KY et al. The effects of α-tocopherol on bone: a double-edged sword? Nutrients. 2014;6:1424-1441.
120. Iwaniec UT et al. Evaluation of long-term vitamin E insufficiency or excess on bone mass, density and microarchitecture in rodents. Free Radic Biol Med. 2013;65:1209-14.
121. Nazrun AS et al. Comparison of the effects of tocopherol and tocotrienol on osteoporosis in animal models. Int J Pharmacol. 2010;6(5):561-568.
122. Chin KY et al. Effects of annatto-derived tocotrienol supplementation on osteoporosis induced by testosterone deficiency in rats. Clin Interv Aging. 2014;9:1247-59.
123. Tsiligianni IG et al. A systematic review of the role of vitamin insufficiencies and supplementation in COPD. Respir Res. 2010; 11:171.
124. Agler AH et al. Randomised vitamin E supplementation and risk of chronic lung disease in the Women’s Health Study. Thorax. 2011;66(4):320-325.
125. Walda IC et al. Diet and 20-year chronic obstructive pulmonary disease mortality in middleaged men from three European countries. Eur J Clin Nutr. 2002;56(7):638-43.
126. Tug T et al. Antioxidant vitamins (A, C and E) and malondialdehyde levels in acute exacerbation and stable periods of patients with chronic obstructive pulmonary disease. Clin Invest Med. 2004;27(3):123-8.
127. Han YY et al. Diet and asthma: vitamins and methyl donors. Lancet Respir Med 2013;1: 813–22.
128. Ghaffari J al. Vitamin E supplementation, lung functions and clinical manifestations in children with moderate asthma: a randomized double blind placebo-controlled trial. Iran J Allergy Asthma Immunol. 2014;13(2):98-103.
129. Kurti SP et al. Improved lung function following dietary antioxidant supplementation in exercise- induced asthmatics. Respir Physiol Neurobiol. 2016;220:95-101.
130. Delcourt C et al. Age-related macular degeneration and antioxidant status in the POLA study. POLA Study Group. Pathologies Oculaires Liees a l’Age. Arch Ophthalmol. 1999;117(10):1384-90.
131. Chew EY et al. Age-Related Eye Disease Study Research Group. Long-term effects of vitamins C and E, β-carotene, and zinc on age-related macular degeneration: AREDS report no. 35. Ophthalmology. 2013;120(8):1604-11.e4.
132. Ayala MN et al. Vitamin E can protect against ultraviolet radiation-induced cataract in albino rats. Ophthalmic Res. 2004;36(5):264-9.
133. Zhang Y et al. Vitamin E and risk of age-related cataract: a meta-analysis. Public Health Nutr. 2015;18(15):2804-14.
134. Zhao LQ et al. The effect of multivitamin/ mineral supplements on age-related cataracts: a systematic review and meta-analysis. Nutrients. 2014;6(3):931-49.
135. Aslam A et al. Vitamin E deficiency induced neurological disease in common variable immunodeficiency: Two cases and a review of the literature of Vitamin E deficiency. Clin Immunol. 2004;112(1):24-29.
136. Miller ER et al. Meta-analysis: high-dosage vitamin E supplementation may increase all-cause mortality. Ann Intern Med. 2005;142:37-46.
137. Bjelakovic G et al. Mortality in randomized trials of antioxidant supplements for primary and secondary prevention: systematic review and metaanalysis. JAMA. 2007;297:842-57.
138. Azzi A. Molecular mechanism of alpha-tocopherol action. Free Radic Biol Med. 2007;43:16-21.
139. Ajith TA et al. Co-supplementation of single and multi doses of vitamins C and E ameliorates cisplatin-induced acute renal failure in mice. Exp Toxicol Pathol. 2009;61(6):565-71.
140. Abner EL et al. Vitamin E and all-cause mortality: a meta-analysis. Curr Aging Sci. 2011;4:158-70.
141. Berry D et al. Bayesian model averaging in meta-analysis: vitamin E supplementation and mortality. Clin Trials. 2009;6(1):28-41.
142. Chin KY et al. The biological effects of tocotrienol on bone: a review on evidence from rodent models. Drug Des Devel Ther. 2015;9:2049-61.
143. Booth SL et al. Effect of vitamin E supplementation on vitamin K status in adults with normal coagulation status. Am J Clin Nutr 2004;80:143- 8.
144. Traber MG. Vitamin E, nuclear receptors and xenobiotic metabolism. Arch Biochem Biophys. 2004;423(1):6-11.
145. Traber MG et al. Alpha-tocopherol modulates Cyp3a expression, increases gamma-CEHC production, and limits tissue gamma-tocopherol accumulation in mice fed high gamma-tocopherol diets. Free Radic Biol Med. 2005;38(6):773-85.
146. Brigelius-Flohé R et al. Adverse effects of vitamin E by induction of drug metabolism. Genes Nutr. 2007;2:249-256.
147. Mustacich DJ et al. Alpha-tocopherol modulates genes involved in hepatic xenobiotic pathways in mice. J Nutr Biochem. 2009;20(6):469-476.
148. Willett WC et al. Vitamins A, E and carotene: effects of supplementation on their plasma levels. Am J Clin Nutr 1983;38:559-66.
149. Hemilä H et al. Vitamin E may protect against contrast-induced acute kidney injury. J Am Coll Cardiol. 2017;69(14):1878.
150. Galli F et al. Do statins cause myopathy by lowering vitamin E levels? Med Hypotheses. 2010;74:707-709. 151. Argyriou AA et al. Preventing paclitaxel-induced peripheral neuropathy: a phase II trial of vitamin E supplementation. J Pain Symptom Manage. 2006;32(3):237-44.
152. Argyriou AA et al. Vitamin E for prophylaxis against chemotherapy-induced neuropathy: a randomized controlled trial. Neurology. 2005;64(1):26- 31.
153. Argyriou AA et al. A randomized controlled trial evaluating the efficacy and safety of vitamin E supplementation for protection against cisplatin-induced peripheral neuropathy: final results. Support Care Cancer. 2006;14(11):1134-40.
154. Qureshi AA et al. Synergistic effect of tocotrienol- rich fraction (TRF(25)) of rice bran and lovastatin on lipid parameters in hypercholesterolemic humans. J Nutr Biochem 2001;12:318-29.
155. Lerner PP et al. Tardive dyskinesia (syndrome): Current concept and modern approaches to its management. Psychiatry Clin Neurosci. 2015;69(6):321-34.
156. Du X et al. Combined effects of vitamin E and omega-3 fatty acids on protecting ambient PM2.5- induced cardiovascular injury in rats. Chemosphere. 2017;173:14-21.
157. Al-Attar AM. Antioxidant effect of vitamin E treatment on some heavy metals-induced renal and testicular injuries in male mice. Saudi J Biol Sci. 2011;18(1):63-72.
158. Al-Attar AM. Vitamin E attenuates liver injury induced by exposure to lead, mercury, cadmium and copper in albino mice. Saudi J Biol Sci. 2011;18(4):395-401.
159. El-Demerdash FM. Antioxidant effect of vitamin E and selenium on lipid peroxidation, enzyme activities and biochemical parameters in rats exposed to aluminium. J Trace Elem Med Biol. 2004;18(1):113-21.
160. Choi JH et al. Effects of vitamin E on renal dysfunction in chronic cadmium-poisoned rats. J Med Food. 2003;6(3):209-15.
161. Gueroui M et al. Evaluation of some biochemical parameters and brain oxidative stress in experimental rats exposed chronically to silver nitrate and the protective role of vitamin E and selenium. Toxicol Res. 2016;32(4):301-309.
162. Chan GC et al. Hippocampal neurotoxicity of Delta9-tetrahydrocannabinol. J Neurosci. 1998;18:5322-32.
163. Yun JS et al. Protective effects of Vitamin E on endocrine disruptors, PCB-induced dopaminergic neurotoxicity. Toxicology. 2005;216(2-3):140-6.
164. Kawaguchi Y et al. High-dose vitamins E and C supplementation prevents ribavirin-induced hemolytic anemia in patients with chronic hepatitis C. Hepatol Res. 2007;37(5):317-24.
165. Kadkhodaee M et al. Effects of co-supplementation of vitamins E and C on gentamicin-induced nephrotoxicity in rat. Exp Physiol. 2005;90(4):571-6.