Mogelijk gemaakt door:

Hart- en vaatziekten

een orthomoleculaire benadering

01-dec-2014

Samenvatting

De WHO geeft aan dat hart- en vaatziekten bovenaan staan wat betreft doodsoorzaken in Nederland. Dit betreft 49% van alle voorkomende sterfgevallen.(1) En volgens de British Heart Foundation gaat het dan om 4,3 miljoen doden per jaar in Europa, waarvan 2 miljoen in de Europese Unie.(2) Voor Nederland zijn dit ca. 50.000 doden per jaar. Per jaar krijgen in Nederland ongeveer 33.000 mensen een acuut hartinfarct (ook wel myocardinfarct genoemd) en 41.000 mensen krijgen een beroerte. Dit zijn afschrikwekkende getallen. Los hiervan zijn er enorme kosten gemoeid met de gevolgen en oorzaken van HVZ. In de EU bedragen de kosten € 169 miljard per jaar. Belangrijke oorzaken zijn roken, overgewicht, hoge bloeddruk, verhoogd cholesterol, stress, slechte voedingsgewoonten, diabetes, genetische predispositie, ouder worden en onvoldoende beweging.

We gaan in op wat er met orthomoleculaire voedingsstoffen gedaan kan worden wat betreft preventie en mogelijke verbetering die bereikt kan worden bij de verschillende vormen van HVZ. We gaan hier niet in op de anatomie en uitgebreide pathofysiologie. Deze informatie kunt u elders inwinnen.

De zowel aan de Wageningen Universiteit als aan het RIVM verbonden hoogleraar prof. Daan Kromhout deed in een lezing als onderdeel van de wetenschapsdag van de Hartstichting in 2004 sombere voorspellingen. Het aantal gevallen van hart- en vaatziekten zou tot 2020 toenemen met een kleine vijftig procent, verwachtte Kromhout.

Het RIVM vermeldt op haar website (versie 4.8, 14 juni 2012) een toename van coronaire hartziekten in de periode 2007 tot 2025 van 45%. Waarbij de uiteindelijke uitkomst afhangt van ontwikkelingen in de risicofactoren in de bevolking, de diagnostiek en de behandeling van patiënten.

Wat valt er onder andere onder hart- en vaatziekten?(3)

Atherosclerose; opbouw van vette bestanddelen op de wand van de slagaders waar ontstekingen in de vaatwand een basis vormen voor neerslag van vet.
Arteriosclerose; proces waarbij de slagaderwanden progressief stugger en minder flexibel en elastisch worden, vaak door verkalking.
Hartritmestoornis; situatie waarbij een onregelmatige en soms verhoogde of verlaagde hartslag voorkomt. Voorbeelden hiervan zijn: bradycardie (hart klopt langzamer dan 60 slagen per minuut), tachycardie (hart klopt sneller dan 100 slagen per minuut), extrasystole (hart slaat 1 slag over gevolgd door een krachtige slag), boezemfibrilleren (de atria trekken onregelmatig samen).
Coronaire hartziekten; pathologie van de kransslagaders in het hart die mede ontstaat door atherosclerose. Hartinfarct; ischemie van hartspiercellen die na 20 minuten van ontstaan irreversibele schade oplopen.
Angina pectoris; optredend bij toenemend afgesloten coronairvat (>60%) met ischemie en pijnklachten (m.n. op de borst) bij inspanning. Bij toenemende instabiele angina pectoris verhoogd risico op hartinfarct.
Hartfalen (decompensatio cordis); situatie waarbij de pompfunctie van het hart het langzaam laat afweten en het hart zodoende niet meer in staat is om bloed op een adequate manier het lichaam door te pompen. Boven de 80 jaar lijdt ca. 20% aan hartfalen.
Beroerte (TIA/CVA); hierbij is de bloedaanvoer in de hersenen in een bepaald gebied geblokkeerd door een hersenbloeding of een -infarct met, afhankelijk van de grootte, ernstige gevolgen van uitval en functieverlies.
Vasculaire dementie; een acuut of meer stapsgewijs ontstane vorm van dementie door afsterven van hersenweefsel als gevolg van multipele infarcten.
Perifere vaatziekten; deze veroorzaken doorbloedingsproblemen in armen en benen.

Het begrip: de Polypil

In 2003 verscheen er een artikel in het ‘British Medical Journal’ van Professor Wald enProfessor Law.(4) In dit artikel werd het idee naar voren gebracht van een pil met meerdere componenten, die het optreden van hart- en vaatziekten met 80% zou verminderen, als deze ingenomen zou worden door alle 55-plussers en alle mensen met reeds bestaande hart- en vaatziekten. Deze pil, de zogenaamde ‘Polypil’, zou moeten bestaan uit 6 stoffen, waarvan de werkzaamheid in de preventie van hart- en vaatziekten reeds in uitgebreid onderzoek was aangetoond. Het ging daarbij om een cholesterolverlager, zoals simvastatine 40 mg, drie bloeddrukverlagende medicijnen (een thiazide diureticum, een bètablokker en een ACE-remmer; alle drie in een dosering die de helft is van wat er normaal gesproken van wordt voorgeschreven), foliumzuur 800 mcg (om het serum homocysteïne te verlagen) en aspirine 75 mg, dat de klontering van bloedplaatjes remt. Deze Polypil zou zich op deze manier richten op 4 verschillende cardiovasculaire risicofactoren. Door middel van een meta-analyse van vele bestaande studies met elk van deze genoemde middelen, werd daaruit afgeleid hoe groot het preventieve effect zou zijn bij combinatie van deze 6 ingrediënten. Het optreden van ischemische hartziekten zou volgens dit artikel met 88% afnemen en het optreden van een beroerte met 80%. Deze gecombineerde medicatie zou tevens relatief veilig zijn. Slechts bij 8-15% van de gebruikers zouden er bijwerkingen optreden, zoals berekend werd uit de verschillende studies met de afzonderlijke componenten van de pil. De conclusie van de onderzoekers was hieruit dat de Polypil een veilige manier is om op grote schaal een drastische impact te hebben op de preventie van hart- en vaatziekten in de westerse wereld. Een ander belangrijk aspect is de betaalbaarheid van de pil. Omdat er voor ingrediënten is gekozen waar geen patent meer op rust, zou deze combinatiepil veel minder kosten dan als alle middelen afzonderlijk voorgeschreven zouden worden. Dat maakt de Polypil tevens bereikbaar voor mensen in armere landen die zich nu geen preventieve cardiovasculaire medicatie kunnen veroorloven. Daarnaast is het gebruik van één pil per dag een stuk gemakkelijker voor de patiënt dan meerdere afzonderlijke geneesmiddelen en zou op die manier de therapietrouw en daarmee de effectiviteit bevorderd worden.

Het eerste grootschalige klinische onderzoek met deze Polypil vond plaats in India in 2009; The Indian Polycap Study (TIPS).(5)Hierbij werden 2053 deelnemers van 45-80 jaar zonder hart- en vaatziekten maar met een cardiovasculaire risicofactor willekeurig in 8 verschillende groepen onderverdeeld. 412 mensen hiervan kregen dagelijks een Polycap (Polypil) bestaande uit thiazide 12,5 mg (een diureticum), atenolol 50 mg (een bètablokker), ramipril 5 mg (een ACE-remmer), simvastatine 20 mg (een cholesterolverlager) en aspirine 100 mg (een plaatjesaggregatieremmer). Het foliumzuur is uit deze formulering weggelaten omdat hier toch onvoldoende wetenschappelijk draagvlak voor zou bestaan. De overige mensen kregen alleen aspirine, alleen bloeddrukverlagers of alleen een statine, of aspirine gecombineerd met bloeddrukverlagers. Na 12 weken werden het LDL-cholesterolgehalte, de bloeddruk, de hartfrequentie en een marker voor de functie van de bloedplaatjes bepaald. Daarnaast werd er gekeken naar het optreden van bijwerkingen van de Polycap t.o.v. de overige combinaties of afzonderlijke medicatie. Het doel van de studie was uiteraard om aan te tonen dat de Polycap net zo veilig en effectief was als de verschillende componenten afzonderlijk.Wat betreft de bloeddruk was de verlaging net zo groot bij gebruik van de Polycap als bij gebruik van alleen de drie bloeddrukverlagers. Het effect van zowel de Polycap als de drie bloeddrukverlagers in combinatie was significant groter dan het gebruik van slechts een of twee bloeddrukverlagers. De hartfrequentie bij gebruikers van de Polycap daalde gemiddeld met 7 slagen per minuut. Dit kwam overeen met de daling in hartfrequentie bij de andere groepen die ook een bètablokker namen. De afname van de marker als maat voor het optreden van klontering van bloedplaatjes, was ongeveer net zo groot in de Polycap groep als in de andere groepen die ook aspirine gebruikten. Er werd geen toename van bijwerkingen gezien bij het gebruik van de Polycap t.o.v. de afzonderlijke geneesmiddelen. Echter werd er wat betreft het LDL-cholesterolgehalte een geringere afname gezien in de groep met de Polycap dan in de groep met alleen simvastatine. Dit berust mogelijk op een interactie tussen de verschillende componenten in de Polycap.(6) Meerdere grote studies zouden nog gedaan moeten worden om de veiligheid en effectiviteit van de Polypil beter vast te kunnen stellen.

Een tweede vergelijkbare studie (uit 2010) was de zogenaamde UMPIRE-studie (Use of a Multi-Drug Pill in Reducing Cardiovascular Events). Deze studie vond plaats in Engeland, Ierland, Nederland en India. 2000 patiënten die eerder een hartinfarct of een beroerte hadden gehad of die een hoog risico hadden op hart- en vaatziekten, namen deel aan deze studie. Twee groepen die twee verschillende versies van een Polypil (Red Heart Pill version 1 en version 2) gebruikten, werd vergeleken met een groep die op de gangbare manier wordt behandeld met meerdere afzonderlijke medicijnen. Het belangrijkste doel van de studie was om te kijken of de therapietrouw zou toenemen als patiënten maar één pil per dag hoefden te nemen in vergelijking met de gebruikelijke behandelmethode van meerdere losse tabletten per dag en of dit dan ook zou leiden tot een lager risico op het optreden van verdere cardiovasculaire problemen in de groepen van Polypil-gebruikers.

Na een looptijd van twee jaar werden de resultaten in de drie groepen vergeleken. Hieruit bleek dat het innemen van slechts één pil per dag op een vast tijdstip inderdaad een directe invloed had op hoe goed mensen hun medicatie innamen. Er werd een afname van 10% in het risico op hart- en vaatziekten vastgesteld bij mensen die de Polypil gebruikten, maar dit was vergelijkbaar met de afname in risico in de groep die afzonderlijke pillen nam. Kortom, het lijkt erop dat een toename in therapietrouw niet per se invloed heeft op de effectiviteit van de behandeling.(7) Een Cochrane Database Review (2014) heeft de resultaten van alle studies die tot dan toe gedaan waren met het concept van een Polypil ter preventie van hart- en vaatziekten op een rij gezet. De 80% reductie in het optreden van harten vaatziekten, zoals voorgerekend door Professor Wald en Professor Law, lijkt bij lange na niet gerealiseerd te worden. De daadwerkelijke effecten op het optreden van cardiovasculaire events zijn nog niet duidelijk onderzocht, maar op basis van een vrij beperkte verbetering in risicofactoren die wel gemeten werden, zoals een verhoogde bloeddruk en te hoge waarden van de bloedlipiden, lijkt het aannemelijk dat de Polypil niet het ‘ei van Columbus’ zal blijken te zijn zoals eerder werd gesuggereerd.(88)

Is de Polypil een oplossing?

Het idee van het willen terugdringen van het aantal hart- en vaatziekten is natuurlijk prima. Er zijn echter wat kanttekeningen te plaatsen bij deze reguliere geneesmiddelencocktail, naast dat hij in de praktijk niet zo effectief lijkt te zijn als vooraf werd aangenomen. Het belangrijkste nadeel vormt natuurlijk de mogelijke bijwerkingen die kunnen ontstaan door het gebruik. Een ander negatief aspect is het lichaamsvreemde karakter. Het zijn medicijnen die in het lichaam hun weg moeten zien te vinden en uiteindelijk ontgift dienen te worden. Heb je ze allemaal nodig? Weten we al genoeg over de diverse interacties tussen deze medicijnen op langere termijn? Zeker rekening houdend met het feit dat deze Polypil in de toekomst mogelijk ingezet zal worden voor primair preventief gebruik, dus voor mensen die eigenlijk nog geen directe klachten hebben in de richting van hart- en vaatziekten.

Iets anders nog over aspirine, een van de componenten van de Polypil:
In The Archives of Internal Medicine van januari 2012 werd gekeken naar negen gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep (RCT’s) met 100.000 participanten.( 8) Resultaten naar aanleiding van een follow-up van 6 jaar lieten zien dat aspirinegebruik een reductie gaf van 10% op het ontstaan van cardiovasculaire gebeurtenissen en met name myocardinfarct. Maar er was een score van 30% nietgerelateerde bloedingen. De NNT* om cardiovasculaire gebeurtenissen bij mensen die aspirine slikten te voorkomen was 120, vergeleken met 73 personen waarbij dit een non-triviale bloeding veroorzaakte!

Waarom kiezen voor een orthomoleculaire ‘Polypil’?

In tegenstelling tot de farmaceutische Polypil gaat het hierbij om voedingsstoffen (lichaamseigen) die niet belastend zijn voor de stofwisseling en juist ondersteunend werken. Ze kennen nauwelijks bijwerkingen. Ook een dergelijke orthomoleculaire Polypil bevordert therapietrouw door de combinatie van stoffen in een enkele capsule.

Sommige stoffen zouden een interactie kunnen hebben met medicijnen in positieve of negatieve zin, dus het is altijd zaak hier zorgvuldig mee om te gaan.

Een éénmalige dagelijkse inname van een capsule zou ideaal zijn (zoals bij het farmaceutische model), maar dit is niet altijd mogelijk gezien de benodigde dosering van enkele van de, wetenschappelijk gezien, meest in aanmerking komende nutriënten. Dit geldt speciaal voor vitamine C en visolie, doordat deze wat hoger gedoseerd zouden moeten worden en daardoor binnen de beperkte ruimte van een capsule ten koste zouden gaan van andere ook goed werkende stoffen. Een orthomoleculaire samenstelling kan vaak twee kanten uitwerken. Enerzijds preventief en verzorgend, maar in het geval van bestaande klachten en ziekten ook vaak verbeterend.

Overzicht van belangrijkste stoffen betrokken bij HVZ en mogelijke ingrediënten voor een orthomoleculaire Polypil:

  • Vitaminen- en mineralencomplex
  • Foliumzuur / folaat 5-MTHF
  • Extract uit pijnboomschors (rijk aan proanthocyanidinen waaronder OPC’s)
  • Alfaliponzuur
  • Vitamine B12 (bij voorkeur de biologisch actieve vormen, methylcobalamine en dibencozide)
  • Vitamine D3 (cholecalciferol)
  • Co-enzym Q10
  • Acetyl-L-Carnitine
  • Propionyl-L-Carnitine
  • Vitamine E (natuurlijk)
  • Vitamine B1 (thiamine pyrofosfaat / actief B12 of thiamine-HCL)
  • EPA/DHA (uit visolie)
  • Vitamine K2 (MK-7)
  • Rode gist rijst
  • Magnesium
  • Selenium
  • Vitamine C

 

Vitaminen- en mineralencomplex

Het gebruik van een zogenoemde multi is altijd aan te bevelen voor risicogroepen en eigenlijk zijn dit bijna alle mensen die te maken hebben met klachten en/of ziekten.( 9) Maar wat nu als je dit preventief zou willen gebruiken? Heeft een multi dan ook beschermende of curatieve eigenschappen in relatie tot hart- en vaatziekten? Bruce Ames heeft met collegae in 2002 een artikel gepubliceerd(10) waarin wordt gesteld dat een hoog gedoseerd vitaminepreparaat diverse enzymen stimuleert met een verminderde enzymbindingscapaciteit, welke verantwoordelijk worden gesteld voor ca. 50 genetische ziekten en polymorfismen en deze aanzienlijk kunnen verbeteren. Dit zijn diverse enzymen die in relatie staan tot energieproductie (met name in het hart), collageensynthese (waar onder andere bloedvaten uit bestaan) en omzettingen van bijvoorbeeld homocysteïne, een risicofactor voor harten vaatziekten bij een verhoogde waarde hiervan. Uit een Zweeds onderzoek uit 2010 is gebleken dat er een relatie bestaat tussen dagelijks gebruik van een multi en een afgenomen risico op een hartinfarct bij vrouwen.(11) Bij een Nederlandse observationele studie is gebleken dat met name bèta-caroteen vanuit een multivitamine een beschermend effect heeft bij hart- en vaatziekten.(12) In een Engelse meta-analyse met 15 geselecteerde cohortstudies werd gekeken naar het beschermende effect van antioxidant- vitaminen (zoals vaak voorkomend in een multi) bij coronaire hartziekten. De effectiviteit van gebruik van antioxidanten over een tijdsbestek van 8,5 tot 15 jaar werd hierbij aangetoond.(13) Daarentegen is er een review in 2012 geweest van de heer G. Bjelakovic, die stelt op basis van een Cochrane Database Review dat er juist een toegenomen risico bestaat bij vitamine C, vitamine E en vitamine A gebruik en dat dit de mortaliteit met 9-14% verhoogt.(14) Insiders weten dat dit onderzoek rammelt aan alle kanten.

Vooral omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen natuurlijke vitamine E en bèta-caroteen en de synthetische varianten hiervan. En sommige onderzoeken die meegneomen werden in deze review gebruikten hogere doseringen van antioxidanten die zich in dat geval als prooxidanten kunnen gaan gedragen. Daarbij zijn deze gegevens doorgetrokken uit eerdere onderzoeken door deze persoon in 2006 en 2007. Vooral in een artikel geplaatst in de New York Times in 2007 laten wetenschappers zich desgevraagd laatdunkend uit over de kwaliteit van de meta-analyse.(15)

Selenium (en co-enzym Q10)

In een 5,2 jaar durende prospectieve studie werd ofwel een combinatie van 200 mcg selenium en 200 mg co-enzym Q10 ofwel een placebo verstrekt.(16) De Zweedse proefpersonen waren bij aanvang tussen 70 en 88 jaar oud. Halfjaarlijks werden ze gecontroleerd middels een ECG en de bloedspiegel van N-Terminal-proBNP (een indicator voor hartfalen) werd gemeten. In de suppletiegroep was er sprake van een significante afname van cardiovasculaire sterfte ten opzichte van de placebogroep (6% versus 13%). Ook andere positieve effecten werden in de halfjaarlijkse metingen gevonden, zoals een betere hartfunctie in de suppletiegroep beoordeeld door middel van echocardiografie. Daarnaast heeft een optimale seleniumspiegel gemeten bij 7000 mannen en vrouwen in de teennagel een verlagend effect op het ontstaan van diabetes type- 2. Het verband tussen seleniumwaarden in de teennagel en diabetesrisico bleek omgekeerd evenredig te zijn. Dit werd alleen niet gezien bij personen die gebruik maakten van seleniumsupplementen.(17)

Omega 3

In een meta-analyse met 16 geselecteerde studies met een aantal van 901 proefpersonen werd gedurende 56 dagen een gemiddelde hoeveelheid van 0,45 tot 4,5 gram omega 3 gebruikt.(18) Duidelijk werd dat de actieve groep in vergelijking met de placebogroep een significante toename liet zien van de FMD (flow-mediated-dilatation), een endotheelafhankelijke vaatverwijding. De EIV (endothelium-independant-vasodilatation), de onafhankelijke vaatverwijding, bleef ongewijzigd. Het effect op de FMD was dosisafhankelijk; hoe groter de dosis des te meer effect op de FMD. Het gunstige effect werd met name gezien bij hartpatiënten of personen met een verhoogd risico op cardiovasculaire aandoeningen.

Een hoge bloedconcentratie van met name DHA heeft beschermende effecten op atriumfibrilleren. Ruim 3000 Amerikaanse 65-plussers zijn gedurende 1992 tot 2006 gevolgd. Aan het begin waren de proefpersonen vrij van atriumfibrilleren. In deze periode werd bij 789 personen middels ECG’s atriumfibrilleren vastgesteld. Opvallend was dat personen uit de gehele groep met de hoogste waarden aan EPA, DPA en DHA, 29% significant minder kans hadden op atriumfibrilleren in vergelijking met personen met lagere waarden aan omega 3-vetzuren. De aanwezigheid van hartfalen of een myocardinfarct had geen invloed op de resultaten.(19)

Bij kleine kinderen die geboren worden met een laag geboortegewicht blijkt toedienen van omega 3-vetzuren significant verdikking van arteriën tegen te gaan.(20) Dit is gunstig, zeker als je je realiseert dat een laag geboortegewicht (een minder goed verlopen foetale groei) een cardiovasculaire risicofactor inhoudt en in verband wordt gebracht met verdikking van arteriële wanden. De kinderen in de omega 3-groep kregen dagelijks 500 mg visolie en daarnaast margarines en bakolie gebaseerd op canolaolie. Na 5 jaar werd de dikte van de carotiswand opgemeten.Interessant is dat er tegenwoordig een eenvoudige testmethode (via een vingerprik) beschikbaar is die het gehalte aan EPA en DHA in de celmembranen kan meten. Het resultaat van de test wordt weergegeven als de omega 3-index (dit is het % EPA en DHA van de totale hoeveelheid vetzuren in de erytrocytmembraan). In westerse landen hebben mensen meestal een omega 3-index tussen de 4 en 5%. In Japan zit deze rond de 11%. Duidelijk is geworden dat het noodzakelijk is om een omega 3-index van 8% of hoger te hebben voor een optimaal beschermend effect op hart en bloedvaten. Suppletie met voldoende EPA en DHA uit visolie resulteert in een duidelijke verhoging van de omega 3-index. Met deze testmethode is het voor de therapeut daarom mogelijk geworden om de omega 3-index te monitoren en daardoor vast te stellen of de therapie effect sorteert.(21)

Vitamine C

Ondanks het grote aantal studies dat gunstige effecten laat zien van vitamine C wat betreft het optreden van atherosclerose, is het in de reguliere wereld nog steeds niet geaccepteerd dat deze vitamine zo’n belangrijke rol hierbij speelt. Het grootste bezwaar hierbij is dat er geen grote langlopende placebogecontroleerde studies zijn gedaan met mensen die een aangetoonde vitamine C-deficiëntie hebben. De kans dat deze studies verricht gaan worden is echter vrij klein vanwege de grote kosten die hiermee gemoeid zullen zijn. Vitamine C is ook niet te patenteren, dus zouden de betrokken partijen niet veel verdienen aan het laten verrichten van een dergelijk onderzoek. Daarnaast stuit het op ethische bezwaren om mensen met een bewezen vitamine C-tekort en dus een verhoogd risico op hart- en vaatziekten doelbewust jarenlang een placebo te geven.

In een observationeel onderzoek blijkt vitamine C bij gemiddeld 500 mg per dag een zeker bloeddrukverlagend effect te hebben van ca. 3-5 mm Hg op onder- en bovendruk, dat gunstig is in relatie tot HVZ.(22)

Vitamine D

Vitamine D staat de laatste tijd steeds meer in de belangstelling. Vroeger werd gedacht dat vitamine D vooral belangrijk was voor de opname van calcium in het lichaam en het behoud van sterke botten. Tegenwoordig weet men echter uit onderzoek dat de meeste cellen in het lichaam een vitamine D-receptor bezitten.(23)

Daarnaast is vitamine D van belang voor een gezond cardiovasculair systeem. Er is echter nog niet onomstotelijk vastgesteld op welke manier hart en bloedvaten worden beïnvloed door vitamine D. Waarschijnlijk gebeurt dit door het remmen van het ontstekingsproces dat gepaard gaat met atherosclerose. Ook heeft vitamine D een gunstig effect op de bloeddruk door het beïnvloeden van het renine-angiotensine-systeem.(24) Verder voorkomt vitamine D het overmatig groeien van hartspiercellen, hetgeen geassocieerd is met hartfalen.

In een onderzoek uit 2010 is gekeken naar het verband tussen de vitamine D-spiegel en het optreden van cardiovasculaire aandoeningen of aandoeningen zoals diabetes die zelf een verhoogd risico geven op hart- en vaatziekten.(25) Er werd gebruik gemaakt van medische gegevens van meer dan 41.000 patiënten waarbij minimaal één keer de vitamine D-spiegel was gemeten. Bij 63% van deze mensen bleek een vitamine D-deficiëntie aanwezig te zijn. Een tekort aan vitamine D bleek sterk geassocieerd te zijn met het optreden van diabetes, hypertensie, hyperlipidemie en perifeer vaatlijden. Daarnaast was er een heel duidelijke associatie met coronair vaatlijden, hartinfarct, hartfalen, beroerte en overlijden. De conclusie van de onderzoekers is dat de resultaten zeer sterke aanwijzingen geven voor een verband tussen vitamine D en cardiovasculaire gezondheid. En aangezien het meten en corrigeren van een te lage vitamine D-spiegel bij de bevolking vrij eenvoudig is, geven de onderzoekers aan dat het van cruciaal belang is dat er op korte termijn meer studies worden gedaan om de effecten van vitamine D-suppletie in kaart te brengen.

Op het 59e Jaarcongres van de American College of Cardiology werd door dr. Tami Bair verslag gedaan van twee onderzoeken. Het eerste onderzoek bij 9491 personen met een vitamine D-spiegel lager dan 75 nmol/L (dit werd als deficiënt gezien) gaf na één jaar aan, dat een optimale vitamine D-spiegel de kans op vasculaire aandoeningen met 30% verlaagt. Eenzelfde percentage dat wordt gehaald met statines en antihypertensiva!(26) Uit een ander onderzoek door dezelfde onderzoekers bleek dat het cardiovasculaire risico afnam naarmate de vitamine D-spiegel hoger was. Een concentratie van 107 nmol/L wordt als optimaal beschouwd.(27)

Vitamine K1 en K2

Verkalking binnenin slagaderwanden is een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen van vaatproblemen. De verkalking vindt plaats in de tunica intima (binnenlaag) van de vaatwand. Het verkalken van de vaatwand is een proces dat over en in jaren ontstaat. De mate waarin dit gebeurt bepaalt mede de progressie en de ernst. Vitamine K2 wordt in verband gebracht met het kunnen voorkomen, dan wel verminderen of (gedeeltelijk) oplossen van de kalkafzetting (zoals in de vaatwand, kraakbeen, hart-, long- en nierweefsel). Geen enkel tot nu toe ontwikkeld medicijn heeft deze eigenschap laten zien. Vitamine K2 neemt in zijn algemeenheid steeds meer belangrijke doelstellingen binnen het lichaam aan. We weten tot nu toe dat het betrokken is bij de botsamenstelling en onderhoud hiervan. Daarnaast is het belangrijk voor de activering van specifieke eiwitten en is hierdoor betrokken bij de bloedstolling. Tevens is er nu dus toenemende kennis over vitamine K2 in relatie tot arteriosclerose (door verkalking van de vaatwand).(28,29)

Bij het arteriosclerotische proces zijn vitamine K-afhankelijke proteïnen betrokken. Hierbij speelt met name het MGP (matrix-Gla-proteïne) een belangrijke rol. Dit MGP is namelijk in staat gebleken om verkalking tegen te gaan in zacht weefsel en in vaatwanden en met name hartkleppen, waarin het wordt gesynthetiseerd. Deze synthese vindt plaats door endotheelcellen aan de binnenkant van de vaatwand en door de tunica media (middenwand). Vervolgens wordt dit vrijgemaakt in de extracellulaire matrix (losmazig bindweefsel). De verkalking vindt juist plaats in het losmazig bindweefsel en breidt zich daarna uit in de tijd. Hierdoor vindt er een toename plaats van inactief MGP. Inactief MGP is ondergecarboxyleerd. Juist vitamine K2 zorgt ervoor dat er meer actief MGP (voldoende gecarboxyleerd) wordt geproduceerd en dat een stimulator van de afzetting van de verkalking in de vorm van BMP2 (Bone Morphogenetic Protein-2) wordt geremd. Een adequate inname van vitamine K2 is waarschijnlijk belangrijk voor de preventie van hart- en vaatziekten.(30-33)

Vitamine K1 lijkt een beschermend effect te hebben in combinatie met andere nutriënten. In een drie jaar durende klinische studie met 108 postmenopauzale vrouwen zorgde suppletie met vitamine K1 (1 mg/dag) in combinatie met vitamine D (8 mcg/dag), calcium, zink en magnesium voor significante vermindering van verkalking van de halsslagader.(34)

In westerse landen is de totale vitamine K-inname uit voeding circa 100-150 mcg/dag en aanvullende suppletie met een relatief lage dosis MK-7 heeft al een aanzienlijk effect op de carboxyleringsgraad van vitamine K-afhankelijke enzymen in het bloed. Vitamine K2 (MK-7) is beduidend effectiever dan vitamine K1 in het verhogenvan de plasmaspiegel van vitamine K en het carboxyleren van osteocalcine en MGP.(35)

Aan de universiteit van Maastricht is bij 36 volwassenen met hypertensie de calciumdepositie in de aorta (buik), halsslagader en kransslagaders gemeten (met behulp van een CT-scan); hieruit is de totale arteriële calciumscore berekend. In de studie werd een significante positieve associatie aangetoond tussen de totale arteriële calciumscore, de serumspiegel van ongecarboxyleerd MGP (ucMGP) en een lage vitamine K-status. Vitamine D is betrokken bij de aanmaak van MGP, terwijl vitamine K2 zorgt voor activering van MGP; beide vitaminen zijn nodig voor een optimale activiteit van MGP in de vaatwand.(36)

Gezien het effect van vitamine K2 op de bloedstolling werpt dit direct de vraag op of mensen die bepaalde anticoagulantia (m.n. coumarine-derivaten zoals acenocoumarol) gebruiken wel vitamine K2 zouden mogen slikken. Helaas blijkt uit onderzoek dat zelfs zeer lage doseringen van K2 de effectiviteit van dit type antistollingsmiddelen beïnvloeden. Gecombineerd gebruik wordt daarom afgeraden.(89)

Co-enzym Q10 (Q10)

Q10 is betrokken bij de oxidatieve fosforylering en de vorming van adenosine trifosfaat (ATP). Q10 heeft verder vrije radicaalvangende eigenschappen, is een reductor voor een reeks reeds geoxideerde vitaminen en een membraanstabilisator. Er zijn meer dan 40 goed uitgevoerde gecontroleerde trials met gegevens over het klinische effect van Q10 bij HVZ, die laten zien dat de proefpersoon er wel bij vaart (verbetering kwaliteit van leven, verminderde ziekenhuisopnamen). Daarnaast tonen deze studies een verbetering in objectieve gegevens (zoals toegenomen linkerventrikel ejectiefractie en verbeterde slagvolume-index).(38) Een meta-analyse(39) laat zien dat Q10 als adjuvante behandeling bij patiënten met chronisch hartfalen een gunstig effect heeft.

Statines remmen de natuurlijke synthese van Q10, en gereduceerde niveaus van Q10 zijn gedocumenteerd bij patiënten met een statinebehandeling.(40) Een te lage spiegel van CoQ10 kan resulteren in een toegenomen risico op myopathie.(41-43)

Ischemie kan aanleiding geven tot afsterven van hartspiercellen zoals ontstaat bij een myocardinfarct. De reoxygenatie van weefsel noemen we reperfusie, dat gepaard gaat met een sterke toename van oxidatieve stress ten gevolge van de extreem toegenomen hoeveelheid zuurstofradicalen in het, waar mogelijk, herstellend ischemisch weefsel. Dit gebeurt niet alleen bij en na een hartinfarct, maar ook bij en na trombose en na hartchirurgie. Dit verergert niet alleen de weefselschade, maar veroorzaakt tevens contractiliteits- en ritmestoornissen, die op hun beurt kunnen zorgdragen voor verdere complicaties.

In diverse studies wordt duidelijk dat (voor)behandeling met Q10 de reperfusieschade sterk kan verminderen en complicaties kan helpen voorkomen.(44,45) Daarnaast blijkt Q10-suppletie (120 mg per dag) na een myocardinfarct het risico op een tweede infarct of hartdood te verlagen.(46) Q10-suppletie blijkt ook bij stabiele angina pectoris zowel veilig als effectief te zijn: verlaging van het aantal aanvallen, naast een grotere hartcapaciteit en hogere belastbaarheid, wat voor de patiënten de levenskwaliteit sterk verbetert.(47)

Magnesium

Wetenschappers onderzochten 32 patiënten met hartfalen met een normale magnesiumspiegel.(48) De ene helft kreeg gedurende 5 weken dagelijks 300 mg magnesiumcitraat, de andere helft kreeg dit niet. In de magnesiumgroep steeg de concentratie van magnesium in het serum en de intracellulaire ruimten en verbeterde vervolgens ook de HRV (Heart Rate Variability; variatie in hartfrequentie) vergeleken met de placebogroep. Juist bij op het oog normale spiegels kan toedienen van magnesium toch verbeteringen geven bij patiënten met hartfalen (alwaar ook juist veel tekorten worden gezien).

Bij bijna 4000 postmenopauzale vrouwen tussen 50 en 80 jaar werd via een vragenlijst de magnesiuminname vastgesteld.(49)Vervolgens werden in bloed diverse biomarkers voor ontstekingen vastgesteld. Te weten CRP, IL-6, TNFα-R2, oplosbaar intercellulair adhesiemolecuul-1 (s-ICAM-1), oplosbaar vasculair cel adhesie molecuul-1 (sVCAM-1) en E-selectine. Een hogere magnesiuminname liet een duidelijk betere score zien op de onderzochte ontstekingsmarkers en gaf een verminderd ontstekingsbeeld en een betere endotheelfunctie bij deze vrouwen.

Foliumzuur / folaat 5-MTHF

Uit een meta-analyse van ruim 10 studies is naar voren gekomen dat foliumzuur, vooral bij personen met nierziekten en een verhoogd cardiovasculair risico, de ontwikkeling remt van atherosclerose.(50) Doseringen van 2,5 tot 5 mg foliumzuur gaven een significante vermindering van de intima-media dikte (IMD). Er waren geen effecten bij gezonde personen of personen met een licht verhoogd homocysteïne. Foliumzuur verlaagt het homocysteïnegehalte met gemiddeld 25%. Een extra dosis vitamine B12 (0,5 mg per dag) zorgt voor een extra daling van 7%. Vitamine B6 speelt eveneens een rol, zij het in iets mindere mate.(51) Doordat niet iedereen de synthetische vorm van foliumzuur (pteroylmonoglutaminezuur) goed kan omzetten is het belangrijk om te kiezen voor de actieve, lichaamseigen vorm 5-methyltetrahydrofolaat (5-MTHF).(90,91)

Vitamine B1

We kennen beri-beri als een deficiëntiebeeld bij een tekort aan thiamine. Daarnaast kennen we ook de natte beri-beri, welke hartfalen laat zien door een vitamine B1-tekort. Symptomen hierbij zijn: ophoping van vocht rondom het hart, verhoogde hartslag, moeilijk ademhalen en oedeem (en zwelling). De typische symptomen bij hartfalen. Deze vorm van deficiëntie wordt vaak gemist in de diagnosestelling!

Diuretica kunnen aanleiding geven tot een verhoogde uitscheiding van vitamine B1 (thiamine), wat direct een negatieve invloed uitoefent op cardiovasculaire functies. In een pilotstudie met hartfalen werd gesuppleerd met 300 mg thiamine, met als resultaat dat de cardiale functie verbeterde bij patiënten die diuretica gebruikten.(52-54) Volgens de EFSA mogen we ook stellen dat thiamine bijdraagt aan een verbetering van de energie door het tegengaan van vermoeidheid en uitputting.(55)

Vitamine B12

Minder bekend is dat het gebruik van Metformine bij diabetes een tekort aan vitamine B12 kan geven door malabsorptie. Om deze deficiëntie vast te stellen wordt doorgaans serum-B12 geprikt. Geen betrouwbare meting, want 50% van de patiënten met een functioneel tekort heeft normale serumwaarden!(56) Het laten meten in het bloed van de MMA (methylmalonzuur)-spiegel is een methode die meer zekerheid biedt, maar dit is wel een stuk duurder waardoor hier primair niet voor wordt gekozen. Een meting van het homocysteïne zou betaalbaar zijn, maar deze maakt geen onderscheid tussen een B6-, foliumzuur- of B12-tekort. Zoals eerder uitgelegd is het belang van vitamine B12 in relatie tot HVZ sterk gelinkt aan foliumzuur en daarom zouden beter beide gesuppleerd kunnen worden.

Proanthocyanidinen (OPC’s)

Bij een groep van 58 proefpersonen met hypertensie werden gedurende 12 weken 100 mg proanthocyanidinen (uit pijnboomschors) gegeven naast nifedipine.(57)Deze konden qua dosis verminderd worden na deze periode. Endotheline-1 werd verlaagd en zorgde voor verbetering van de endotheelfunctie. Dit onderzoek ondersteunt gelijktijdige inname van proanthocyanidinen (OPC’s) bij patiënten met een milde hypertensie. Uit divers ander onderzoek blijkt dat proanthocyanidinen (OPC’s) uit pijnboomschors relaxerend kunnen werken op vaatweefsel, een angiotensine-converting-enzyme remmende werking hebben (bloeddrukverlaging), de capillaire doorbloeding en chronisch veneuze insufficiëntie verbeteren en oxidatieve stress verminderen.(58-60)

Bij 23 patiënten met een stabiele coronaire ziekte met een dagelijkse inname van 200 mg proanthocyanidinen (uit pijnboomschors) gedurende 8 weken gevolgd door placebo of vice versa bovenop de normale medicatie, zagen de onderzoekers een verbetering van endotheelfunctie (verbetering FMD gemeten in de brachiale arterie met hoge resolutie ultrasound) en vermindering van oxidatieve stress.(61)

Alfaliponzuur

Disfunctie van vaatendotheel (door afname van de vorming van stikstofoxide in de vaatwand) is geassocieerd met een minder goede vaatverwijding, verhogingvan de bloeddruk, toename van athero-sclerose en een grotere kans op trombose.In een placebogecontroleerde pilotstudie (de ISLAND studie) is aangetoond dat alfaliponzuur (300 mg/dag gedurende 4 weken) de endotheelafhankelijke vaatverwijding verbetert bij mensen met metabool syndroom; hierbij daalde de serumspiegel van het cytokine IL-6 (interleukine-6) significant met 15%.(66) IL-6 bevordert ontstekingen en atherosclerose en reguleert de expressie van andere ontstekingsbevorderende cytokines zoals IL-1 en TNF-α. Alfaliponzuur verbetert de synthese van stikstofoxide in de vaatwand en suppletie met alfaliponzuur (in combinatie met acetyl-L-carnitine) kan helpen de systolische bloeddruk te verlagen bij mensen met hypertensie en/of metabool syndroom.(67) In een placebogecontroleerdehumane studie zorgde intraveneus toegediende alfaliponzuur voor significante verbetering van endotheelafhankelijke vaatverwijding bij volwassenen met diabetes type 2.(68)

Alfaliponzuur heeft een gunstige invloed op de triglyceridenspiegel. In een dierstudie uit 2011 is aangetoond dat alfaliponzuur het hart beschermt tegen beschadiging door ischemie-reperfusie (angina pectoris, myocardinfarct) via antioxidatieve, anti-apoptotische en ontstekingsremmende mechanismen.(69)

L-carnitine (acetyl-/propionyl-)

Carnitine uitgescheiden met de urine is toegenomen bij patiënten met hartfalen.(70) Diverse gerandomiseerde klinische onderzoeken hebben het effect onderzocht van de toediening van extra L-carnitine naast de standaard therapie voor hartfalen, met gemengde resultaten.(71-73) Significante verbetering in maximale inspanningstijd en ejectiefracties werden gerapporteerd door Mancini et al, bij 60 patiënten met NYHA functionele klasse II of III CHF (chronisch hartfalen) die na randomisering propionyl-L-carnitine (500 mg driemaal daags) of een placebo gebruikten gedurende 180 dagen.(74).

Bij patiënten die dialyseren en statines gebruiken, blijken co-enzym Q10, L-carnitine en de combinatie van deze twee middelen de lipoproteïne(a)-niveaus te verlagen.(75)

L-carnitine blijkt bij een dosering van 6 gram per dag ook duidelijke anti-aritmische effecten te hebben.(76)

Een dagdosering van 1500 mg L-carnitine, en in een ander onderzoek met 1500 mg propionyl-L-carnitine, blijkt bij patiënten met een mild hartfalen en een diastolische disfunctie ondersteunend te kunnen werken. Vele cardiologisch belangrijke parameters verbeteren, maar ook klinisch is het effect duidelijk: de dyspneu neemt zichtbaar af.(77-79)

In een dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek bij 155 patiënten met claudicatio intermittens (etalagebenen) bleek de loopafstand waarbij geen claudicatieklachten optraden significant toegenomen na 6 maanden suppletie met propionyl-L-carnitine (2 gram per dag). Tevens verbeterde het algemeen lichamelijk functioneren.(80)

L-carnitine is een echt hersen- en hartondersteunend aminozuur. L-carnitine in de vorm van acetyl-L-carnitine (ALC) werd ingezet om de cerebrale bloedstroom bij 10 mannelijke patiënten met ischemie van de hersenen te onderzoeken. Hierbij werden duidelijke effecten gezien van intraveneuze toediening van 1500 mg.(81) ALC verbetert het vetzuurtransport ten behoeve van de ATP-productie in de mitochondriën van zowel spier- als hartcellen en ondersteunt de bescherming tegen vrije radicaalschade in deze weefsels.(82) Dierstudies laten zien dat toediening van ALC bijdraagt aan de afname van leeftijds- gerelateerde stijging van cardiolipine (een belangrijk bestanddeel van het binnenste membraan van het mitochondrium; het beslaat ongeveer 20% van het lipidendeel daarvan) in de mitochondriën van hartweefsel.(83)

Onderzoekers prefereren ALC in onderzoek boven L-carnitine, omdat het beter wordt geabsorbeerd in de dunne darm en effectiever de bloed-hersenbarrière doorkruist en dus makkelijker in hersenweefsel komt.(84)

Rode gist rijst

Rode gist rijst bevat monacoline K (lovastatine of mevinoline), dat HMG-CoA reductie remt, en andere stoffen met een gunstige werking. Rode gist rijst wordt gebruikt om een verhoogd cholesterol te verlagen.(85)

In een 12 weken durende placebogecontroleerde Amerikaanse studie met 83 verder gezonde proefpersonen met hyperlipidemie( 86) werd 2,4 g rode gist rijst per dag gebruikt. Door het gebruik hiervan werd er een significante afname gezien van totaalcholesterol met 16%, LDL-cholesterol met 22% en totaal-triglyceriden met 7%, vergeleken met placebo. Rode gist rijst zou gezien kunnen worden als een natuurlijke HMG-CoA reductase remmer. Zeker bij een statineovergevoeligheid wordt rode gist rijst vaak ingezet als een potente vervanger, bij voorkeur gecombineerd met Q10 en vitamine D.(87) 

Referenties

  1. WHO Bulletin. Estimating the cardiovascular mortality burden attributable to the European Common Agricultural Policy on dietary saturated fats. July 2008.
  2. British Heart Foundation Statistics website, August 12, 2008.
  3. Syllabus behorend bij OrthoKennis clinic over hart- en vaatziekten, 2012.
  4. Wald NJ et al. A Strategy to Reduce Cardiovascular Disease by more than 80%. BMJ. 2003;326 (7404): 1419.
  5. Yusuf S et al. Effects of a Polypill (Polycap) on Risk Factors in Middle-aged Individuals without Cardiovascular Disease (TIPS): a Phase II, Double-blind, Randomised Trial. The Lancet. 2009;373(9672):1341-1351.
  6. Teo KK et al. Polypill: Lights and Shadows. Curr Hypertens Rep. 2010;12(4): 276-81.
  7. Thom S et al. Effects of a fixed-dose combination strategy on adherence and risk factors in patients with or at high risk of CVD: the UMPIRE randomized clinical trial. JAMA. 2013 Sep 4;310(9):918-29.
  8. Seshasai S et al. Effect of Aspirin on Vascular and Nonvascular Outcomes: Meta-analysis of Randomized Controlled Trials. Arch Intern Med. 2012;172(3):209-216.
  9. Fairfield KM et al. Vitamins for Chronic Disease Prevention in Adults. JAMA. 2002;287:3116-26.
  10. Ames BN et al. High-dose vitamin therapy stimulates variant enzymes with decreased coenzyme binding affinity (increased Km): relevance to genetic disease and polymorphisms. Am J Clin Nutr. 2002;75(4):616-658.
  11. Rautiainen S et al. Multivitamin use and the risk of myocardial infarction: a population-based cohort of Swedish women. Am J Clin Nutr. 2010;92(5):1251-6.
  12. Klipstein-Grobusch K et al. Dietary antioxidants and risk of myocardial infarction in the elderly: the Rotterdam Study. Am J Clin Nutr. 1999;69(2):261-266.
  13. Ye Z et al. Antioxidant vitamins intake and the risk of coronary heart disease: meta-analysis of cohort studies. Eur J Cardiovasc Prev Rehabil. 2008;15(1):26-34.
  14. Bjelakovic G et al. Antioxidant supplements for prevention of mortality in healthy participants and patients with various diseases. Cochrane Database Syst Rev. 2012;14;3: CD007176.
  15. http://www.nytimes.com/2007/03/13/health/13cons.html?_r=3&scp=3&sq=antioxidant&st=cse&oref=slogin
  16. Alehagen U et al. Cardiovascular mortality and N-terminal-proBNP reduced after combined selenium and coenzyme Q10 supplementation: A 5-year prospective randomized double-blind placebo-controlled trial among elderly Swe-dish citizens. Int J Cardiol. 2012 [Epub ahead of print].
  17. Park K et al. Toenail selenium and incidence of type 2 diabetes in U.S. men and women. Diabetes Care. 2012;35(7):1544-51.
  18. Wang Q et al. Effect of omega-3 fatty acids supplementation on endothelial function: a meta-analysis of randomized controlled trials. Atherosclerosis. 2012;221(2):536-43.
  19. Wu JH et al. Association of plasma phospholipid long-chain ω-3 fatty acids with incident atrial fibrillation in older adults: the cardiovascular health study. Circulation. 2012;125(9):1084-93.
  20. Skilton MR et al. Impaired fetal growth and arterial wall thickening: a randomized trial of ω-3 supplementation. Pediatrics. 2012;129(3):e698-703.
  21. Von Shacky C. Omega-3 Fatty Acids and Cardiovascular Diseases. UNI-MED Verlag AG, 2010, Bremen.
  22. Juraschek SP et al. Effects of vitamin C supplementation on blood pressure: a meta-analysis of randomized controlled trials. Am J Clin Nutr. 2012;95:1079-1088.
  23. Holick CK. Vitamin D: Evolutionary, Physiological and Health Perspectives. Curr Drug Targets 2011;12(1):4-18.
  24. Levin A et al. Vitamin D and its Analogues: do they protect against Cardiovascular Disease in Patients with Kidney Disease? Kidney Int. 2005;68(5):1973-81.
  25. Anderson JL et al. Relation of Vitamin D Deficiency to Cardiovascular Risk Factors, Disease Status and Incident Events in a General Healthcare Population. Am J Cardiol. 2010;106(7):963-8.
  26. Bair T et al. Supplementing Deficient Vitamin D Levels is Associated with Reduced Cardiovascular Risk. 59e Jaarcongres van de American College of Cardiology. Atlanta, maart 2010.
  27. Bair T et al. Association between Vitamin D Deficiency and Prevalence of Cardiovascular Disease. 59e Jaarcongres van de American College of Cardiology. Atlanta, maart 2010.
  28. Cranenburg EC et al. Vitamin K: the coagulation vitamin that became omnipotent. Thromb Haemost. 2007;98(1):120-5.
  29. Kaneki M et al. Pleiotropic actions of vitamin K: protector of bone health and beyond? Nutrition. 2006;22(7-8):845-52.
  30. Gast GC et al. A high menaquinone intake reduces the incidence of coronary heart disease. Nutr Metab Cardiovasc Dis. 2009;19(7):504-10.
  31. Beulens JW et al. High dietary menaquinone intake is associated with reduced coronary calcification. Atherosclerosis. 2009;203(2):489-93.
  32. Vermeer C et al. Beyond deficiency: potential benefits of increased intakes of vitamin K for bone and vascular health. Eur J Nutr. 2004;43(6):325-35.
  33. Jie KS et al. Vitamin K intake and osteocalcin levels in women with and without aortic atherosclerosis: a population-based study. Atherosclerosis. 1995;116:117-23.
  34. Braam LA et al. Beneficial effects of vitamins D and K on the elastic properties of the vessel wall in postmenopausal women: a follow-up study. Thromb Haemost. 2004;91(2):373-80.
  35. Theuwissen E et al. Low-dose menaquinone-7 supplementation improved extrahepatic vitamin K status, but had no effect on thrombin generation in healthy subjects. Br J Nutr. 2012 Jan 31:1-6. [Epub ahead of print].
  36. Rennenberg RJ et al. Calcium scores and matrix Gla protein levels: association with vitamin K status. Eur J Clin Invest. 2010;40(4):344-9.
  37. http://menaq7.com/index.php?page=menaq7-and-oac-treatment
  38. Langsjoen PH et al. Overview of the use of CoQ10 in cardiovascular disease. Biofactors. 1999;9(2-4):273-84.
  39. Soja AM et al. Treatment of congestive heart failure with coenzyme Q10 illuminated by meta-analyses of clinical trials. Mol Aspects Med. 1997;18 Suppl:S159-68.
  40. Rundek T et al. Atorvastatin decreases the coenzyme Q10 level in the blood of patients at risk for cardiovascular disease and stroke. Arch Neurol. 2004;61:889-92.
  41. Mortensen SA et al. Dose-related decrease of serum coenzyme Q10 during treatment with HMG-CoA reductase inhibitors. Mol Aspects Med 1997;18 Suppl:S137- 44.
  42. Bargossi AM et al. Exogenous CoQ10 preserves plasma ubiquinone levels in patients treated with 3-hydroxy-3-methylglutaryl coenzyme A reductase inhibitors. Int J Clin Lab Res. 1994;24:171-6.
  43. Folkers K et al. Lovastatin decreases coenzyme Q levels in humans. Proc Natl Acad Sci USA. 1990;87:8931-4.
  44. Makhija N et al. The role of oral coenzyme Q10 in patients undergoing coronary artery bypass graft surgery. J Cardiothorac Vasc Anesth. 2008;22(6):832-9.
  45. Rosenfeldt FL et al. The effects of ageing on the response to cardiac surgery: protective strategies for the ageing myocardium. Biogerontology. 2002;3(1-2):37-40.
  46. Singh RB et al. Effect of coenzyme Q10 on risk of atherosclerosis in patients with recent myocardial infarction. Mol Cell Biochem. 2003;246(1-2):75-82.
  47. Tiano L et al. Effect of coenzyme Q10 admini-stration on endothelial function and extracellular superoxide dismutase in patients with ischaemic heart disease: a double-blind, randomized controlled study. Eur Soc Cardiol. 2007;28(18):2249-2255.
  48. Almoznino-Sarafian D et al. Magnesium administration may improve heart rate variability in patients with heart failure. Nutr Metab Cardiovasc Dis. 2009 Nov;19(9):641-5.
  49. Chacko SA et al. Relations of dietary magnesium intake to biomarkers of inflammation and endothelial dysfunction in an ethnically diverse cohort of postmenopausal women. Diabetes Care. 2010;33(2):304-10.
  50. Qin X et al. Effect of folic acid supplementation on the progression of carotid intima-media thickness: a meta-analysis of randomized controlled trials. Atherosclerosis. 2012;222(2):307-13.
  51. Fairfield KM et al. Vitamins for Chronic Disease Prevention in Adults. JAMA 2002;287:3116-3126.
  52. Schoenenberger AW et al. Thiamine supplementation in symptomatic chronic heart failure: a randomized, double-blind, placebo-controlled, cross-over pilot study. Clin Res Cardiol. 2012;101(3):159-64.
  53. Seligmann H et al. Thiamine deficiency in patients with congestive heart failure receiving long-term furosemide therapy: a pilot study. Am J Med. 1991;91(2):151-5.
  54. Shimon I et al. Improved left ventricular function after thiamine supplementation in patients with congestive heart failure receiving long-term furosemide therapy. Am J Med. 1995;98:485-490.
  55. Scientific Opinion on the substantiation of health claims related to thiamin and reduction of tiredness and fatigue (ID 23) and contribution to normal psychological functions (ID 205) pursuant to Article 13(1) of Regulation (EC) No 1924/2006.
  56. Oh R et al. Vitamin B12 deficiency. Am Fam Physician. 2003;67(5):979-86.
  57. Liu X et al. Pycnogenol, French maritime pine bark extract, improves endothelial function of hypertensive patients. Life Sci. 2004;74(7):855-62.
  58. Iravani S et al. Pharmaceutical and nutraceutical effects of Pinus pinaster bark extract. Res Pharm Sci. 2011;6(1):1-11.
  59. Rohdewald P. A review of the French maritime pine bark extract (Pycnogenol), a herbal medication with a diverse clinical pharmacology. Int J Clin Pharmacol Ther. 2002;40(4):158-68.
  60. Schoonees A et al. Pycnogenol® (extract of French maritime pine bark) for the treatment of chronic disorders. Cochrane Database Syst Rev. 2012;4:CD008294.
  61. Enseleit F et al. Effects of Pycnogenol on endothelial function in patients with stable coronary artery disease: a double-blind, randomized, placebo-controlled, cross-over study. Eur Heart J. 2012;33(13):1589-97.
  62. http://www.policosanol.net/herbal-remedies/policosanol/references
  63. Gouni-Berthold I et al. Policosanol: clinical pharmacology and therapeutic significance of a new lipid-lowering agent. Am Heart J 2002;143:356-65.
  64. Bratman SP. Alternative therapies in women’s health. Thomson American Health Consultants 2002;4:4-8.
  65. Arruzazabala ML, et al. Antiplatelet effects of policosanol (20 and 40 mg/day) in healthy volunteers and dyslipidaemic patients. Clin Exp Pharmacol Physiol 2002;29:891-7.
  66. Sola S et al. Irbesartan and lipoic acid improve endothelial function and reduce markers of inflammation in the metabolic syndrome: results of the Irbesartan and Lipoic Acid in Endothelial Dysfunction (ISLAND) study. Circulation. 2005;111:343-348.
  67. McMackin CJ et al. Effect of combined treatment with alphalipoic acid and acetyl-L-carnitine on vascular function and blood pressure in patients with coronary artery disease. J Clin Hypertens (Greenwich). 2007;9:249-255.
  68. Shay KP et al. Alpha-lipoic acid as a dietary supplement: Molecular mechanisms and therapeutic potential. Biochimica et Biophysica Acta. 2009;1790:1149-1160.
  69. Wang X et al. Alpha-lipoic acid protects against myocardial ischemia/reperfusion injury via multiple target effects. Food Chem Toxicol. 2011;49:2750-57.
  70. Matsui S et al. Urinary carnitine excretion in patients with heart failure. Clin Cardiol 1994;17:301-5.
  71. No authors listed. Study on Propionyl-L-Carnitine in Chronic Heart Failure. Eur Heart J 1999;20:70-6.
  72. Anand I et al. Acute and chronic effects of propionyl-L-carnitine on the hemodynamics, exercise capacity, and hormones in patients with congestive heart failure. Cardiovasc Drugs Ther. 1998;12:291-9.
  73. Ferrari R et al. The propionyl-L-carnitine hypothesis: an alternative approach to treating heart failure. J Card Fail 1997;3:217-24.
  74. Mancini M et al. Controlled study on the therapeutic efficacy of propionyl-L-carnitine in patients with congestive heart failure. Arzneimittelforschung 1992;42:1101-4.
  75. Shojaei M et al. Effects of carnitine and coenzyme Q10 on lipid profile and serum levels of lipoprotein(a) in maintenance hemodialysis patients on statin therapy. Iran J Kidney Dis. 2011;5(2):114-8.
  76. Palazzuoli V et al. The evaluation of the antiarrhythmic activity of L-carnitine and propafenone in ischemic cardiopathy. Clin Ter. 1993;142(2):155-9.
  77. Serati AR et al. L-carnitine treatment in patients with mild diastolic heart failure is associated with improvement in diastolic function and symptoms. Cardiology. 2010;116(3):178-82.
  78. Caponnetto S et al. Efficacy of L-propionylcarnitine treatment in patients with left ventricular dysfunction. Eur Heart J. 1994;15(9):1267-73.
  79. Colonna P et al. Myocardial infarction and left ventricular remodeling: results of the CEDIM trial. Carnitine Ecocardiografia Digitalizzata Infarto Miocardico. Am Heart J. 2000;139:S124-30.
  80. Hiatt WR et al. Propionyl-L-carnitine improves exercise performance and functional status in patients with claudication. Am J Med 2001;110:616-22.
  81. Rosadini G et al. Acute effects of acetyl-L-carnitine on regional and cerebral blood flow in patients with brain ischaemia. In J Clin Pharmacol Res. 1990;10:123-128.
  82. Di Giacomo C, et al. Effect of acetyl-L-carnitine on lipid peroxidation and xanthine oxidase activity in rat skeletal muscle. Neurochem Res. 1993;18:1157-1162.
  83. Paradies G et al. The effect of aging and acetyl-L-carnitine on the pyruvate transport and oxidation in rat heart mitochondria. FEBS Lett. 1999;454:207-209.
  84. Liu J et al. Comparison of the effects of L-carnitine and acetyl-L-carnitine on carnitine levels, ambulatory activity, and oxidative stress biomarkers in the brain of old rats. Ann NY Acad Sci 2004;1033:117-31.
  85. Wang J et al. Clinical trial of extract of Monascus purpureus (red yeast) in the treatment of hyperlipidemia. Chin J Exp Ther Prep Clin Med 1995;12:1-5.
  86. Heber D et al. Cholesterol-lowering effects of a proprietary Chinese red-yeast-rice dietary supplement. Am J Clin Nutr 1999;69:231-6.
  87. Sikka P et al. Statin intolerance: now a solved problem. J Postgrad Med. 2011;57(4):321-8.
  88. De Cates AN et al. Fixed-dose combination therapy for the prevention of cardiovascular disease. Cochrane Database Syst Rev. 2014 Apr 16;(4):CD009868.
  89. Theuwissen E et al. Effect of low-dose supplements of menaquinone-7 (vitamin K2) on the stability of oral anticoagulant treatment: dose–response relationship in healthy volunteers. Journal of Thrombosis and Haemostasis, 11: 1085–1092.
  90. Prinz-Langenohl R et al. [6S]-5-methyltetrahydrofolate increases plasma folate more effectively than folic acid in women with the homozygous or wild-type 677C-->T polymorphism of methylenetetrahydrofolate reductase. Br J Pharmacol. 2009 Dec; 158(8): 2014–2021.
  91. Lamers Y et al. Red blood cell folate concentrations increase more after supplementation with [6S]-5-methyltetrahydrofolate than with folic acid in women of childbearing age. Am J Clin Nutr. 2006;84(1):156-61.
Copyright © 2024 Stichting Orthokennis. Alle rechten voorbehouden. Op alle teksten, afbeeldingen, foto's, figuren, tabellen en overige informatie op deze website berust het kopijrecht/auteursrecht. Niets van deze website mag zonder toestemming van stichting Orthokennis worden overgenomen of gekopieerd. Deze informatie mag wel worden bekeken op een scherm, gedownload worden of geprint worden, mits dit geschied voor persoonlijk, informatief en niet-commercieel gebruik, mits de informatie niet gewijzigd wordt, mits de volgende copyright-tekst in elke copy aanwezig is: “Copyright © Stichting Orthokennis”, mits copyright, handelsmerk en andere van toepassing zijnde teksten niet worden verwijderd en mits de informatie niet wordt gebruikt in een ander werk of publicatie in welk medium dan ook.