In de westerse wereld wordt overwegend koemelk geconsumeerd. Dat wil niet zeggen dat koemelk geschikter is voor de mens dan geitenmelk. De populariteit van koemelk heeft in Nederland voornamelijk een economische grond. Geitenmelk is lichter verteerbaar dan koemelk en wordt over het algemeen beter verdragen. Het geeft bijvoorbeeld minder vaak maag-darmklachten of overgevoeligheidsreacties. Geitenmelk is een goede bron van hoogwaardige eiwitten en een aantal essentiële aminozuren. Het is rijk aan calcium en vitamine A, B1, B2, B12 en D. De mineralen uit geitenmelk worden beter opgenomen dan die uit koemelk. Er kan worden geconcludeerd dat geitenmelk eigenlijk veel geschikter is voor de mens. Ook voor baby’s die geen borstvoeding (kunnen) krijgen, is het ideaal omdat hun darmpjes zich nog volop aan het ontwikkelen zijn.
Melk, ongeacht de herkomst, bestaat voor ongeveer 87% uit water en bevat verder vetten, eiwitten, koolhydraten (suikers), vitaminen en mineralen. Er is veel onderzoek gedaan naar verschillen in samenstelling tussen koemelk en geitenmelk. Zo is bekend dat de vetbolletjes in geitenmelk kleiner zijn en daardoor makkelijker worden verteerd en opgenomen dan vetten in koemelk. Qua samenstelling komt geitenmelk dichter in de buurt van moedermelk dan koemelk.
Vetten
Vetten (triglyceriden) bestaan uit drie lange ketens van koolwaterstofverbindingen (vetzuren) gekoppeld aan een molecuul glycerol. De eigenschappen van de vetzuren in vetten worden bepaald door het aantal koolstofatomen waaruit ze bestaan en het wel of niet aanwezig zijn van dubbele bindingen. Onverzadigde vetzuren hebben een of meer dubbele bindingen en verzadigde vetzuren hebben er geen. Korte en middellange vetzuurketens, met respectievelijk <6 en 6-12 koolstofatomen, worden in het eerste deel van de dunne darm opgenomen en gaan via het bloed naar de lever. De opname van lange vetzuurketens (>12 koolstofatomen) is complexer en langduriger. Ze zijn namelijk te groot om direct opgenomen te worden in het bloed en worden daarom via de lymfe vervoerd om uiteindelijk in het bloed terecht te komen. Geitenmelk bevat een hoger gehalte aan de makkelijker op te nemen middellange vetzuurketens dan koemelk. Middellange vetzuurketens, zoals caprinezuur en caprylzuur, leveren snellere en efficiëntere energie en hebben een gunstige werking op de suikerstofwisseling.
Koolhydraten
Oligosachariden zijn koolhydraten die bestaan uit een keten van 3-10 aan elkaar gekoppelde enkelvoudige suikers (de suikerbouwstenen glucose en fructose). Samen met de polysachariden worden zij tot de complexe en langzame koolhydraten gerekend. Oligosachariden passeren het bovenste gedeelte van de spijsvertering onverteerd en beïnvloeden in de dikke darm de structuur en functie van de darmflora. Zij stimuleren de groei van gunstige darmbacteriën. Tegelijkertijd beschermen zij tegen maag- en darminfecties met ziekmakende bacteriën door hun groei en aanhechting aan de darmwand te remmen. Geitenmelk bevat tienmaal meer oligosachariden dan koemelk. In geitenmelk worden maar liefst 14 verschillende oligosachariden aangetroffen, waarvan er 5 sterke gelijkenis vertonen met oligosachariden in moedermelk. Geitenmelk heeft dankzij deze koolhydraten prebiotische en ontstekingsremmende eigenschappen. Daarnaast spelen zij een rol bij de ontwikkeling en differentiatie van het darmwandweefsel van pasgeborenen en een goed werkend immuunsysteem.
Hoewel geitenmelk iets minder melksuiker (lactose) bevat dan koemelk, is geitenmelk niet geschikt voor consumptie door mensen met een melksuikerintolerantie. Mensen met deze aandoening kunnen lactose niet goed afbreken door een gebrek aan het enzym lactase. Lactose wordt dan in de dikke darm omgezet (vergist) door de daar aanwezige bacteriën waarbij gassen en bepaalde vetzuren vrijkomen. Een opgeblazen gevoel, winderigheid, diarree en buikpijn zijn het gevolg. Ook kan de darmwand beschadigd raken waardoor de kans op een melkallergie toeneemt. In de praktijk blijkt dat geitenmelk toch beter wordt verdragen dan koemelk door mensen met een lactose-intolerantie, mogelijk door de betere verteerbaarheid van geitenmelk.
Eiwitten
Melkeiwitten in koemelk zijn een belangrijke oorzaak van voedselallergie of -intolerantie, met name bij zuigelingen maar ook oudere kinderen en volwassenen kunnen er last van hebben. Geitenmelk wordt vaak beter verdragen en veroorzaakt minder overgevoeligheidsreacties dan koemelk. Ongeveer 40% van de mensen met een koemelkallergie verdraagt geitenmelk wel goed.
De twee belangrijkste melkeiwitten zijn caseïne en weiproteïne. Van caseïne bestaan verschillende subtypen: alfa-S1- en alfa-S2-caseïne, bèta- en kappa-caseïne. Alfa-S2-caseïne is de belangrijkste caseïne in geitenmelk. Koemelk daarentegen bevat meer alfa-S1-caseïne, waarvan wordt gedacht dat het overgevoeligheidsreacties veroorzaakt. Daarnaast wordt alfa-S1-caseïne geassocieerd met een sterkere stremming van de melk in de maag onder invloed van maagzuur. Stremming is het proces waarbij melk wordt gescheiden in wrongel en wei. Wrongel is het vaste bestanddeel van melk, waaruit kaas wordt bereid. Door stremming van melk kunnen verteringsenzymen in de maag minder goed hun werk doen. Doordat het minder alfa-S1-caseïne bevat en minder klontert, ligt geitenmelk beduidend lichter op de maag. Moedermelk bevat geen van beide alfa-caseïnevarianten, maar wel een grote hoeveelheid bèta-caseïne.
Bèta-caseïne komt in twee varianten voor: A1 en A2. In moedermelk komt alleen A2-bèta-caseïne voor. Baby’s kunnen deze variant goed verwerken en opnemen. Van A1-bèta-caseïne wordt vermoed dat het de ontwikkeling van diabetes type 1 bevordert door cellen in de eilandjes van Langerhans gevoeliger te maken voor schade. De eilandjes van Langerhans bevinden zich in de alvleesklier en zijn verantwoordelijk voor de productie en afgifte van insuline, het hormoon dat ervoor zorgt dat suiker vanuit het bloed de cel ingaat. Ook wordt A1-bèta-caseïne in verband gebracht met hart- en vaatziekten. Koemelk bevat veel van deze schadelijke A1-variant, terwijl geitenmelk net als moedermelk uitsluitend de A2-variant bevat.
Vitaminen en mineralen
Geitenmelk bevat van nature vitamine A, B1, B2, B12 en D en ook wat vitamine B3, B6, C, E en folaat. Qua concentratie van de vitaminen is geitenmelk vergelijkbaar met koemelk. Er is ook weinig verschil in mineralengehalte tussen geiten- en koemelk. De mineralen in geitenmelk worden, door de grotere opneembaarheid, echter beter benut door het lichaam dan mineralen in koemelk. Niet alleen calcium, maar ook ijzer, selenium, zink en koper worden uit geitenmelk veel beter geabsorbeerd, komen sneller in het bloed en zijn in hogere concentraties aanwezig in de weefsels dan na het drinken van koemelk. Melkpoeder op basis van geitenmelk is overigens aangepast aan de behoefte van zuigelingen en/of peuters en is verrijkt met vitaminen en mineralen.
Door gisting en rotting van eiwitresten en/of lactose in de darmen raken de slijmvliezen geïrriteerd en beschadigd. Hierdoor kunnen eiwitfragmenten in de bloedsomloop terechtkomen en een allergische reactie uitlokken. Dit kan zich bij zuigelingen onder andere uiten in slecht eten, niet goed groeien en slecht slapen, en bij oudere kinderen en volwassenen huidproblemen, luchtwegklachten en maag-darmklachten geven. Geitenmelk geeft minder vaak aanleiding tot overgevoeligheidsreacties. Bestanddelen in geitenmelk beschermen de slijmvliezen tegen beschadiging waardoor geitenmelk helpt de slijmvliezen van het spijsverteringskanaal gezond te houden. Zo bevat geitenmelk, in tegenstelling tot koemelk, nucleotiden. Dit zijn de bouwstenen waaruit DNA en RNA, de belangrijkste dragers van ons erfelijk materiaal, zijn opgebouwd. Nucleotiden zijn zeer belangrijk voor een normale ontwikkeling, uitrijping en reparatie van de slijmvliezen in maag en darmen. Om die reden worden ze vaak toegevoegd aan zuigelingenvoeding op basis van koemelk. Bij voeding op basis van geitenmelk is dit niet nodig, omdat ze hierin van nature al aanwezig zijn.
Meer informatie over de toepassingen en de wetenschappelijke achtergronden van geitenmelk vindt u in de overzichtsartikelen ‘Geitenmelk, eigenlijk geschikter voor de mens dan koemelk’ en ‘Geitenmelk, een mogelijk alternatief bij koemelkallergie of -intolerantie’.